Gods goedheid
Filippenzen 1:27a
„Alleenlijk wandelt waardiglijk het Evangelie van Christus.”
Wij moeten zo wandelen, niet alleen omdat Gods hoge majesteit het waard is, maar omdat Zijn goedheid ons daartoe nodigt. Want de Heere is de afgoden niet gelijk, maar Zijn dienst is zeer heerlijk en liefelijk, en Hij beoogt bovendien niets anders dan het eeuwige heil en de eeuwige zaligheid van de mens. Hier komt bij dat waar zo veel volken in de macht van het rijk van de duisternis gelaten worden, de Heere alleen de Zaligmaker is van Zijn christenvolk, dat Hij de leer en het rechte geloof der waarheid heeft geschonken, en dat maar een klein hoopje is vergeleken met de menigte die van de Heere vervreemd is. Welk waar christen is er, wil de apostel zeggen, die deze overdenking niet zal opwekken, ja ijverig en gaande maken, om deze grote en bijzondere liefde en goeddadigheid Gods met alle dankbaarheid des levens te erkennen? Omdat het dan de leer van Jezus Christus, onze God en Zaligmaker is, Die Zichzelf voor ons in de dood heeft overgegeven, om de dood te vernietigen en het leven en de onverderfelijkheid aan het licht te brengen door het Evangelie, zo moeten alle ware gelovigen met een heilige erkentenis zich weer aan Christus overgeven, om voor Hem te leven, Die voor hen gestorven is. Ze moeten daarmee voor de wereld doen blijken dat hun Zaligmaker een Koning der gerechtigheid en des vredes is.
Abraham van de Velde,
predikant te Middelburg
(”Wonderen des Allerhoogsten”, 1669)