Dankzij Israël gaat de kennis van de kerkgeschiedenis met sprongen vooruit
Dankzij Israël neemt de kennis van de tijd van de Bijbel en de kerk in de eerste zeven eeuwen razendsnel toe. En natuurlijk geldt dat ook voor andere tijden. De oorzaak: de bevolkingsgroei.
U denkt misschien: wat hebben beide met elkaar te maken? Door de snelle bevolkingsgroei heeft Israël behoefte aan meer woonwijken en meer wegen.
Maar zodra aannemers op overblijfselen stuiten van bouwwerken, dienen ze de graafmachines stop te zetten. Archeologen van de Israëlische Oudheidkundige Dienst gaan de grond inspecteren.
Zo ontdekken ze geregeld voorwerpen uit de tijd van de Tenach, het Nieuwe Testament of de Vroege Kerk.
Verder worden er opgravingen verricht door archeologen en studenten van universiteiten uit Israël en andere landen. Dat gebeurt op plaatsen waarvan het al bekend is dat er zich interessante ruïnes bevinden.
Archeologen vinden elk jaar ongeveer 35.000 voorwerpen bij 300 opgravingen in Israël. De objecten zijn eigendom van de staat en deze beheert ze via de Israëlische Oudheidkundige Dienst.
De archeologie dient niet om de Bijbel te bewijzen of te ontkennen. Toch zijn de conclusies opmerkelijk. „Als je spreekt over het Nieuwe Testament, bevestigt archeologie in belangrijke mate de verhalen van het Evangelie”, zegt professor Gideon Avni op de Amerikaanse televisie.
Ook de ontdekkingen uit de tijd van de Byzantijnse kerk zijn belangwekkend. Deze week maakte de Oudheidkundige Dienst bekend dat er negen munten zijn gevonden van keizers uit de zesde eeuw. De vondst werd gedaan toen wegwerkers bezig waren de autoweg tussen Jeruzalem en Tel Aviv te verbreden.
De geldstukken bleken verstopt in een gebouw in een dorp dat mogelijk een pelgrimscentrum was. In de vijfde eeuw trokken jaarlijks tienduizenden pelgrims naar Jeruzalem om de Bijbelse plaatsen te zien. Op de weg naar Jeruzalem dronken, aten en sliepen ze op de pleisterplaatsen. Door de opgravingen wordt steeds meer bekend over de levenswijze van de pelgrims. Ze namen bijvoorbeeld souvenirs mee terug waaraan ze bovennatuurlijke krachten toeschreven.
Ook sporen van de zware tegenslagen ontbreken niet. „Het lijkt erop dat de eigenaar de munten in een tijd van gevaar in een stoffen beurs deed”, vertelt het hoofd van de opgraving bij het pelgrimshuis, Annette Landes-Nagar. „Deze verborg hij in een nis in de muur. Hij hoopte deze waarschijnlijk na terugkeer weer te pakken. Dat lukte dus niet.”
De muntstukken werden namelijk vlak voor de inval van de Sassanidische Perzen in 614 verstopt. De bewoners van het gebouw vluchtten, maar hoopten terug te keren. Er brak echter zware vervolging uit.
De opgravingen bevestigen dat de christenen altijd het geloof hebben willen combineren met het zien. Vandaag is dat niet anders. Ze komen deze dagen met recordaantallen uit landen als Indonesië, China en India. Landen dus waar de kerk snel groeit.