Niemand gebaat bij lange formatie, onze economie ook niet
De stemmen zijn geteld en het formatieproces is van start gegaan. Een lastige klus, want voor een meerderheid in de Tweede Kamer zijn minstens vier partijen nodig.
Het Europese record van de langste formatieperiode staat op naam van de Belgen; na de verkiezingen van 2010 duurde het bijna anderhalf jaar voordat de regering-Di Rupo kon worden beëdigd. Opmerkelijk genoeg ging het tijdens die historisch lange formatieperiode met de Belgische economie behoorlijk goed.
In diezelfde periode stonden wij nog maar aan het begin van een crisis die zwaarder en langduriger bleek dan die in onze buurlanden. In Nederland zijn het vertrouwen en de consumptie erg conjunctuurgevoelig: bij economische tegenwind slaat onze stemming om en houden we massaal de hand op de knip. Dat versterkt de economische krimp.
Misschien zijn wij in Nederland nog altijd calvinistischer ingesteld dan de meer bourgondische Belgen. Maar economen zoeken de verklaring voor de Nederlandse conjunctuurgevoeligheid liever in de structuur van de economie.
Als we onze economie vergelijken met die van de zuiderburen, zien we veel overeenkomsten, maar ook duidelijke verschillen. Op een aantal terreinen scoren de Belgen iets minder goed, maar ze hebben wel meer zekerheid.
Om te beginnen op de arbeidsmarkt. De werkloosheid ligt in België al jarenlang zo’n 1 tot 2 procent hoger dan in Nederland, dus meer mensen zijn er op zoek naar werk. Maar wíé werkt, heeft wel vaker een vaste baan. Nederland is internationaal koploper in flexibel werken en dat zal een van de belangrijke dossiers voor het volgende kabinet worden. Want hoewel flexwerk nog altijd beter is dan geen werk, wil het merendeel van de werknemers in de flexibele schil toch het liefst een vaste baan.
Naast de flexibilisering van de arbeidsmarkt kan ook de vermogenspositie van huishoudens een bron van onzekerheid zijn. Als we alle bezittingen en schulden bij elkaar optellen, zien we dat Belgische en Nederlandse huishoudens gemiddeld ongeveer even rijk zijn. Maar de samenstelling van dat vermogen verschilt. Nederlandse huishoudens hebben ‘lange balansen’: zij hebben vaak tegelijk een hoge pensioenaanspraak en een hoge hypotheekschuld. Terwijl het eigenwoningbezit in België nog iets hoger ligt dan bij ons, is de gemiddelde hypotheekschuld van woningeigenaren de helft lager dan bij ons.
Door die lange balansen zijn Nederlanders gevoeliger voor schommelende rentes en beursrendementen: een stijging van de hypotheekrente of pensioenpremies voelen wij sterker in onze portemonnee. Verschillende partijen pleiten daarom voor het verminderen van de fiscale prikkels die lange balansen bevorderen, bijvoorbeeld door de hypotheekrenteaftrek verder af te bouwen en het plafond voor de fiscaal gefaciliteerde pensioenopbouw te verlagen. En een aantal partijen wil dat huizenbezitters een deel van de pensioenaanspraak kunnen gebruiken om hun hypotheekschuld af te lossen.
Belgische huishoudens zijn in financieel opzicht dus schokbestendiger. Dit wil echter nog niet zeggen dat iedereen in België beter af is. Uit de meest recente Eurobarometer-enquête blijkt dat Belgen, net als veel andere Europeanen, zich het meest zorgen maken over de kosten van levensonderhoud. In Nederland staat dit onderwerp niet eens in de top drie. Nederlanders maken zich juist vaker dan andere Europeanen zorgen om zaken die niet direct de portemonnee raken, maar eerder het welzijn, zoals de kwaliteit van de zorg en het onderwijs. En dat is logisch, want in Nederland is het risico op armoede en sociale uitsluiting lager dan in vrijwel alle andere EU-landen, dankzij de sterke herverdeling via belastingheffing, toeslagen en uitkeringen.
Het overheidsbeleid grijpt dus diep in in de persoonlijke financiële situatie van vrijwel iedere Nederlander, van uitkeringsgerechtigde tot woningeigenaar. Dat maakt Nederlanders behoorlijk gevoelig voor politieke onzekerheid. Daarom is het te hopen dat de formatiepuzzel niet al te veel tijd in beslag neemt. Want daar is niemand bij gebaat. En onze economie ook niet.
De auteur is econoom bij RaboResearch.