Onderwijs & opvoeding

Kostschool voor de Lisu’s in de bergen van Zuid-China

IJskoude slaapvertrekken, stampvol stapelbedden. In elk bed is plaats voor drie of vier kinderen. Eronder staat een lange rij schoentjes. Aan de overkant van het pleintje klinken de luide stemmen van de leerkrachten door de openstaande lokaaldeuren. Welkom op een schooltje van de Lisustam, in de bergen van Zuid-China.

L. Vogelaar
10 March 2017 20:17Gewijzigd op 16 November 2020 09:59
Een Lisu-school in de bergen van Zuid-China: kinderen gluren even naar het bezoek en gaan dan gedisciplineerd verder met de les. beeld RD
Een Lisu-school in de bergen van Zuid-China: kinderen gluren even naar het bezoek en gaan dan gedisciplineerd verder met de les. beeld RD

Een predikant, een evangelist en drie overheidsfunctionarissen zijn meegegaan. Vanuit de stad Lijiang ging het een tunnel door, de bergen van de provincie Yunnan in, niet ver van de Tibetaanse grens. Urenlang raast het busje over weggetjes die steeds hobbeliger en steeds bochtiger worden. De chauffeur mindert nauwelijks vaart, ook als de weg rakelings langs een ravijn voert zonder dat een vangrail bescherming biedt.

De infrastructuur is de achterliggende jaren overigens sterk verbeterd. Een nieuwe weg, nog volop in aanleg, ontsluit een steeds groter deel van het berggebied. Het is nog niet zo lang geleden dat alleen onverharde slingerweggetjes toegang boden tot het woongebied van de Lisu’s, een van de 55 officieel erkende minderheden in China. „We hebben weleens vijf uur moeten wachten omdat de weg versperd was door een lawine”, zegt algemeen secretaris C. P. Baaij van Stichting Bonisa, die de bevolking al vele jaren hulp biedt. In de bergen zaten de bezoekers afgesloten van de buitenwereld, want hun mobiele telefoons hadden er geen bereik en andere communicatiemiddelen waren er niet.

Nu vormt een smal asfaltweggetje het tweede deel van de route. Onvervaard scheurt de chauffeur de bochten door, na eerst geclaxonneerd te hebben voor eventueel verkeer dat zich om de hoek mocht bevinden.

Hier en daar zijn er terrasvormige akkertjes aangelegd tegen de hellingen. Mensen komen we nauwelijks tegen; de streek lijkt uitgestorven. Langs de weg zit een vrouw die zakken steenkool te koop aanbiedt.

Schoolcomplex

Onder aan een berghelling is daar opeens een Lisuschool, bereikbaar via een bruggetje zonder leuningen. Naast het toegangspad walmt een rokerig vuurtje. Op het halfverharde schoolplein scharrelen kippen en een hondje rond. Er staan grote ketels thee klaar voor het bezoek.

Aan de ene kant van het pleintje staat een vrij nieuw schoolgebouw. De drie laagste groepen krijgen beneden les, de drie hoogste op de eerste verdieping. Ondanks de kou staan alle zes deuren open. Kinderen gluren even naar het bezoek en gaan dan gedisciplineerd verder met de les. De leerkrachten geven luidkeels instructie, hun leerlingen dreunen na wat hun wordt voorgezegd, of ze hangen op hun –soms veel te hoge– tafeltje om het op te schrijven.

In het oude, houten gebouw aan de overkant van het plein wonen de leerlingen beneden, de leerkrachten met hun gezinnen boven. De tachtig kinderen gaan alleen in het weekend naar huis, ergens in een van de bergdorpjes. Doordeweeks slapen ze dicht opeen in een van de onverwarmde vertrekken. De kleine ruimten zijn overbevolkt. De stapelbedden staan dan ook stijf tegen elkaar. Ze zijn soms zo gammel dat ze met keien en rechtopstaande takken zijn gestut. Het toilet is buiten: een rij gaten in de grond, door lage muurtjes van elkaar gescheiden.

In het oude gebouwtje waarin vroeger werd lesgegeven, maken de vrouwen van de leerkrachten de maaltijden klaar. In het halfdonker klinken geluiden: pal voor het open vuur, en zonder toezicht, is een klein meisje bezig met een computerspelletje. Ze kijkt niet op of om.

De regering heeft veel geïnvesteerd in het onderwijs en wil ook deze gebouwen vervangen, „maar we kunnen niet alles tegelijk”, zegt een overheidsfunctionaris verontschuldigend. Er is nog veel te verbeteren, en Stichting Bonisa krijgt gelegenheid eraan bij te dragen.

Kinderbijbels

Als de pauze begint, drommen de leerlingen om de bezoekers heen. Een aantal kinderen draagt het rode sjaaltje van de communistische partij. Sommige oudere leerlingen laten glunderend horen dat ze wat Engelse woordjes kunnen vertalen. Als een gong het einde van de pauze inluidt, keert de rust op het pleintje terug.

De christelijke kinderen in het gebied gaan naar openbare scholen, zegt Baaij. „Daarom zoeken we mogelijkheden om ouders toe te rusten en huisgodsdienst te stimuleren. We steunen evangelisten en delen kinderbijbels uit.” Er zijn 53 gemeenten in deze streek, en zij houden zondagsschool voor de jonge gemeenteleden. Ook in deze afgelegen streek wordt Gods Woord verspreid.

Tijdens de terugtocht heeft de chauffeur opeens geen haast meer. Aan het eind van het berggebied duiken we een tunnel in. Daarna ligt de stad Lijiang opeens voor ons.

Dit is het tweede deel in een serie over scholen in China waarvoor het christelijk onderwijs in Nederland geld inzamelt. De actie is georganiseerd door de Werkgroep Vrijheid van Onderwijs 1917-2017. Een van de doelen is het financieren van de bouw van een school in een dorp waar veel christelijke Lisu’s wonen.

Hulp aan de Lisu’s

”Aan lager wal geraakten”. Dat is de betekenis van de naam Lisu. De volksstam had tot omstreeks het jaar 1000 een eigen koninkrijk in Oost-Tibet en trok daarna naar het oosten, naar de Chinese provincie Yunnan. De Chinezen keken echter op hen neer en noemden hen aapmensen. De Lisu’s werden gedwongen zich in de bergen te vestigen.

Veel Lisu’s waren verslaafd aan alcohol. Soms vergokten ze in één nacht hun hele gezin, zodat ze de rest van hun leven in slavernij moesten doorbrengen. Hun kleurrijke kleding verhult niet dat er nog altijd armoede wordt geleden.

De Lisu’s zijn eeuwenlang onderdrukt. Toen ze in de jaren 1801-1803 in opstand kwamen, drukte het Chinese regime het verzet op bloedige wijze de kop in.

De stam werd ook later op alle mogelijke manieren achtergesteld. Zo moesten de Lisu’s belasting betalen voor elk vliegtuig dat er over hun gebied vloog, ook al zaten ze zelf nooit in zo’n toestel. Een groot aantal bergbewoners vluchtte naar Myanmar (Birma), Thailand of India. De helft van de 1,2 miljoen Lisu’s woont nu buiten China.

In de bergen van Yunnan is een deel van de Lisudorpen nog altijd slecht bereikbaar. Maar ook hier werd het Evangelie gebracht. Van de zendelingen werd James O. Fraser (1886-1938) de bekendste. Later getuigde een jonge Lisu tegenover de communistische overheersers: „Het christendom is al doorgedrongen in ons vlees en bloed en het zal niet meevallen om het van ons af te scheuren.”

De Lisu’s hadden een ongeschreven taal, met veel dialecten. De Chinese overheid verklaarde het alfabet dat Fraser op schrift stelde, tot officiële Lisutaal. De zendeling stelde een woordenboek samen en begon ook de Bijbel in de Lisutaal over te zetten. In 1936 was het Nieuwe Testament gereed. Fraser heeft de publicatie ervan in 1938 niet meer meegemaakt. Het duurde nog tot 1968 voordat ook het Oude Testament voor de Lisu’s beschikbaar was.

Stichting Bonisa verstrekt sinds 1990 hulp aan de Lisu’s.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer