Geschiedenis

Strafkolonie te midden van natuurschoon

„Van alle Britse kolonies is Tasmanië de mooiste.” De Britse schrijver Anthony Trollope zei dat al in 1875 en het klopt nog steeds.

prof. Benno Zuiddam
9 March 2017 20:07Gewijzigd op 16 November 2020 09:58
Het eiland der doden, waar bijna tweeduizend mensen liggen begraven.
Het eiland der doden, waar bijna tweeduizend mensen liggen begraven.

Het eiland ten zuiden van Australië blinkt uit in natuurschoon. Een groot deel van Tasmanië is nationaal park en veel plaatsen staan op de internationale lijst van beschermd cultureel erfgoed. De belangrijkste locatie is wel Port Arthur, een oude strafgevangenis die de grimmige tijden van een koloniaal verleden doet herleven.

Eigenlijk heette het eiland Van Diemensland. Het werd in 1642 ontdekt door de Nederlandse ontdekkingsreiziger Abel Tasman. Australië heette vroeger Nieuw-Holland en Tasman noemde het zuidelijk deel daarvan naar de toenmalige gouverneur van de VOC, Anton van Diemen.

Deportatie

Tot 1775 kon het Verenigd Koninkrijk zijn boeven kwijt in Amerika. Ongeveer 55.000 misdadigers werden gedwongen tot dwangarbeid in Britse koloniën. Toen dat niet meer kon, had men behoefte aan een alternatief. De grote steden waren overvol en talloze mensen leefden in belabberde omstandigheden. De keuze viel op Nieuw-Holland. Aanvankelijk begon men in Nieuw-Zuid-Wales, waar Sydney verrees. Al snel echter werd er een tweede kolonie op Van Diemensland gevestigd (1803) om gevangenen vanuit Sydney te kunnen doorsturen. Eerst naar Hobart, en later ook naar Launceston, met Sydney de oudste stad van Australië.

In totaal werden er tot 1853 meer dan 160.000 misdadigers naar Nieuw-Holland getransporteerd, van wie bijna de helft in Van Diemensland terechtkwam. Veel van deze mensen hadden zich slechts schuldig gemaakt aan kleine vergrijpen, zoals het stelen van een paar zakdoeken. Dat leverde schrijnende toestanden op waarbij vaders of moeders en zelfs kinderen uit hun gezin weggerukt werden en op transport gesteld. De achterblijvers moest maar zien hoe ze zouden overleven, met alle sociale gevolgen van dien.

De termijnen voor de straf waren gewoonlijk drie of zeven jaar, maar in ernstigere gevallen „voor de duur van zijn natuurlijk leven.” James Lynch was 9 jaar oud toen hij op transport werd gesteld om het stelen van speelgoed! Maar goed, hij was dan ook al vele malen veroordeeld wegens winkeldiefstal voordat het zover kwam.

James Gavagan was slechts 11 toen hij werd veroordeeld tot zeven jaar dwangarbeid in ballingschap, voor het stelen van een paar paraplu’s.

Ballingsoord

In 1830 kwamen er een boswerkkamp en een strafgevangenis aan een baai op het eiland, ongeveer 100 kilometer van Hobart. Het kreeg de naam Port Arthur, en op den duur groeide het uit tot een industrieel havenstadje met een scheepswerf en een ziekenhuis. Vanaf 1833 werd het een ballingsoord voor veelplegers.

Ze kwamen terecht in een schitterende omgeving wat natuurschoon betreft, maar de schijn bedroog ook daar. Van Diemensland zat vol met giftige slangen, waaronder de tijgerslang, die tot de tien giftigste slangen ter wereld gerekend wordt. Dat is tegenwoordig niet zo erg, maar toen bestond er nog geen tegengif. Wie dan elke dag in de bosbouw dwangarbeid verrichtte, moest op zijn hoede zijn.

Ook gebeurden er nogal eens ongelukken met het omzagen van bomen of het ontploffen van dynamiet. Veel gevangenen kregen reumatiek en problemen met de luchtwegen door de werkomgeving, natte kleding en de klamme cellen waarin ze de nacht doorbrachten. Als er een epidemie uitbrak had dat dan ook dodelijke gevolgen. Voeg daarbij de gedachte dat men constant op zijn hoede moest zijn voor zijn medegevangenen en bewakers. Het gezelschap bestond vaak uit keiharde bajesklanten, en de soldaten die de gevangenen bewaakten, kwamen ook niet naar de andere kant van de wereld omdat ze promotie verdiend hadden.

Nachtmerrie

Het leven in Port Arthur kon dus snel ontaarden in een nachtmerrie. Zelfmoord kwam er vaak voor, vaak door middel van het nemen van onverantwoordelijke risico’s bij het werk. Veel gevangenen verloren hun verstand. Op den duur werd er een speciale instelling gebouwd naast de gewone gevangenis.

Een complicatie was dat misdadigers over het algemeen gemakkelijker in herhaling vielen met gelegenheidsdiefstal, en dat deze herhaling dan opgevat werd als een ernstig delict. Dat betekende dat vrij ongevaarlijke personen terechtkwamen bij ongure, gewelddadige types. Ook kwamen er veel minderjarige jongens in Port Arthur terecht, waaronder de onverbeterlijke speelgoeddief!

Daarom opende men in 1834 aan de overkant van de baai een opvoedingsgesticht voor minderjarigen, het eerste van zijn soort in het Britse rijk. De jongens leefden onder een streng regime, maar kregen een schoolopleiding en leerden vaak ook een vak. Voor negentiende-eeuwse begrippen was Port Arthur dus een vooruitstrevende strafgevangenis.

Geestelijk voedsel

Als gevangene was je in ieder geval verzekerd van je boterham. Er was zelfs een ziekenhuis. Ook werd er gedacht aan het geestelijk voedsel voor de ziel. Kerkgang was verplicht voor de gevangenen. Er werd een grote Anglicaanse kerk gebouwd met plaats voor 1100 mensen. De stenen werden grotendeels geleverd door de jongensgevangenis aan de overzijde van de baai. De kerk werd later goeddeels door brand verwoest, maar de stenen en de structuur waren van zulke kwaliteit dat de muren en de toren er vandaag de dag nog staan.

In 1848 werd er een tweede kerk voltooid, speciaal voor misdadigers in isoleercellen. De diensten werden staande bijgewoond vanaf een tribune, met wat zich het best beschrijven laat als rijen met strandhokjes, elk met deuren aan de zijkanten en een opening aan de voorkant. Op die manier zag een boef de predikant, maar werd hij niet afgeleid door andere gevangenisbewoners. De dominee was letterlijk verzekerd van een geboeid gehoor.

Dodeneiland

In 1833 besloot men een speciale begraafplaats te stichten op een eilandje voor de kust van Port Arthur. Daar zijn volgens de archieven bijna 2000 mensen begraven, onder wie 180 vrije burgers. Het werd op den duur dan ook ”The Isle of the Dead”, dodeneiland, genoemd. Een doodgraver woonde permanent op het eiland. Slechts 110 mensen kregen er een grafsteen. Dat gebeurde alleen maar wanneer hun familieleden geld of contacten hadden en speciale omstandigheden een rol speelden. De opschriften duiden erop dat de mensen niet veel ouder dan vijftig werden.

Wie er vandaag de dag komt, ziet lang niet zo veel grafstenen meer. Dat komt doordat weer en getij inmiddels grote stukken van het eiland hebben afgeslagen. Toch overheersen voor de bezoeker aan het historisch centrum de mooie natuur en de oude gebouwen. De nederzetting is een staaltje van moed, bekwaamheid en doorzettingsvermogen, een blik in de koloniale samenleving van de 19e eeuw.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer