„Zoeken naar rode draden in godsdienstles”
Dat docenten zo veel verschillende visies hebben op het vak godsdienst/levensbeschouwing (GL) vindt onderzoeker dr. Gerdien Bertram-Troost de belangrijkste ontdekking in het onderzoek ”Godsdienst/levensbeschouwing, wat is dat voor vak?”.
„We wisten dat iedere docent eigen accenten legt, maar dat de groep GL-docenten er zo divers uit zou zien, hadden we niet verwacht”, reageerde dr. Bertram-Troost donderdagmorgen op de onderzoeksresultaten.
Godsdienst blijkt een breed vak te zijn waarin iedere docent iets anders belangrijk vindt. Maakt dat het ook niet vaag?
„Dat is inderdaad een risico. Binnen het vak voeren we daarom het gesprek over welke rode draden we kunnen aanbrengen. Tegelijk pleiten we voor een flexibele centrale inrichting van het vak, met een curriculum op hoofdlijnen. Daarbij moet er ruimte blijven voor de docent om in te spelen op actuele gebeurtenissen of op vragen die er leven onder leerlingen. Ook is het belangrijk dat iedere school thema’s binnen het leerplan naar eigen inzicht meer of minder aandacht kan geven.”
Er is binnen het vak discussie over de vraag of er eindtermen moeten komen. Wat vindt u?
„Ik kijk daar als onderzoeker naar, maar ook als medeverantwoordelijke voor de docentenopleiding godsdienst/levensbeschouwing aan de VU. Onder aankomend docenten merk ik dat er behoefte is aan een bepaalde structuur.
In onderwijsland heb je vaak te maken met eindtoetsen die je inhoudelijke kennis van een vak beoordelen. Bij dit vak gaat het ook om vorming. Hoe toets je die? Sommige docenten doen het door de leerling een levensboek te laten schrijven. Dat is mogelijk, maar er zijn ook andere opties. We willen uitwerken hoe die mogelijkheden in te zetten zijn.”
Verschilden de resultaten van reformatorische scholen sterk van die van de andere middelbare scholen?
„Om een bepaalde massa te genereren hebben we de data van de vijf reformatorische docenten samengevoegd met die van evangelischen en gereformeerden. Zij verwachten aanzienlijk meer van het vak in de toekomst dan hun collega’s op protestants-christelijke of rooms-katholieke scholen. Alle docenten stellen dat de leerling hun grootste inspiratiebron is, maar op orthodox-christelijke scholen geven de docenten daarbij aan dat de Bijbel en het geloof ook grote inspiratiebronnen zijn.”