„Gemeente is kraamkamer van evangelisatie”
In het evangelisatiewerk moeten we eerlijk spreken over de ernst van de zonde en de gevolgen ervan, en ook over de ontzettende werkelijkheid van het eeuwige oordeel.
Dat zei ds. B. Labee zaterdagmorgen in Gouda in zijn openingswoord voor de landelijke dag van het deputaatschap evangelisatie van de Gereformeerde Gemeenten. De dag trok ongeveer 450 bezoekers.
Evangelisatie is geen geïsoleerde activiteit van een deputaatschap of van een paar evangelisten, maar is een taak van de christelijke gemeente, zei de voorzitter van het deputaatschap evangelisatie. „In dat opzicht is de gemeente de kraamkamer van evangelisatie.”
Aan de hand van de geschiedenis van de bezetene van Gadara (Lukas 8) schetste ds. Labee de wijze waarop de Zaligmaker Zijn gemeente vergadert. „Hij wilde Zelfs Zijn voetstappen zetten in het land der Gadarénen. Hebben wij wel eens oog gekregen voor Zijn gewilligheid in het bijeenbrengen van Zijn gemeente, terwijl niemand op Hem staat te wachten, terwijl niemand uitziet naar de boodschap van de van God gezonden Profeet, Priester en Koning?”
Mensen die in het evangelisatiewerk worden bereikt, hebben vragen over deze wereld met al haar leed en verdriet, met hun eigen nood en zorg. „De weerstand en de macht van de satan is in het evangelisatiewerk soms tastbaar, maar uit deze geschiedenis leren we dat alle macht gegeven is aan Koning Jezus. Bij de man van Gadara heeft de duivel zelfs de toestemming nodig van de Koning der koningen om in een varken te varen.”
De Gadarénen gaan bidden, niet om genade, maar -ontzettende werkelijkheid- of Jezus van hen zou weggaan. „Ze hadden liever een paar varkens dan een Zaligmaker. We moeten ons niet verwonderen over de weerbarstigheid van het evangelisatiewerk. Die mensen vroegen of Jezus alstublieft wilde vertrekken. En ’t zal nooit anders worden.”
Als de man van Gadara van zijn bezetenheid genezen is, wordt hij als een hulpprediker, als een gezant van de Koning uitgezonden in de stad. „Als een levende getuige gaat hij een getuigend leven leiden. Hij was geen ambtsdrager, maar werd wel ingeschakeld. Als de liefde drijft, nemen we de opdracht die op elke christen rust, ernstig. Dan verlangen we als het zout der aarde goed van de Heere te spreken. Hij gaat vertellen over de grote dingen die God gedaan had. Dat is de opdracht in het evangelisatiewerk: goed van de Heere spreken en anderen vertellen wat Jezus gedaan heeft.”
Het geheim van de kraamkamer ligt, zei de predikant uit Veenendaal, in de sterfkamer van Christus. „Jesaja sprak daarvan: „Als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien.”
In een van de workshops vertelde evangelist C. van Drunen uit Emmen over de praktijk van het evangelisatiewerk. „Wie is tot deze dingen bekwaam? Maar in dit opzicht moet onze eigen denkwereld op slot, want ook op een evangelisatiepost moet de Heere er altijd maar in meekomen. Een boodschap zonder het werk van Christus is geen boodschap. Het welbehagen zal door de hand van Christus gelukkiglijk voortgaan. Dat geeft rust en troost. Daarom proberen we op de post eenvoudig iets te zeggen over wat gekend moet worden voor de eeuwigheid. Evangeliseren is geen taak van een evangelist alleen, maar is een opdracht voor de gemeente. Aan die betrokkenheid mag onder ons nog wel wat gesleuteld worden.”
Van Drunen vertelde over een straatgesprek met iemand die veel zorgen en problemen had. Hij vroeg: „Moet je dat allemaal nu echt helemaal alleen dragen?” Jawel, de man moest dat helemaal alleen dragen. Waarop Van Drunen zei: „Zullen we samen voor jou bidden? Vind je dat goed?”
Hij vond het goed. „De volgende keer dat ik die man tegenkwam, zei hij vanuit zichzelf: „Van Drunen, zullen we samen nog een keer ”Amen” doen?”
Thema’s die in de andere workshops behandeld werden, waren onder meer evangelisatie op de markt in Rotterdam, evangeliseren bij vluchtelingen, Bijbellezen met een buitenstaander, Bijbellezen met kinderen, en het belang van het aanleren van Bijbelteksten bij jongeren,