Zeven Palestijnen gedood bij Israëlische raketaanval op Rafah
Israël heeft donderdagochtend vroeg zijn offensief tegen Palestijnse strijders in de Gazastrook voortgezet met een helikopteraanval op het vluchtelingenkamp Rafah, die het leven kostte aan ten minste zeven Palestijnen. Veertien Palestijnen raakten gewond, aldus ooggetuigen en medici.
Inwoners van Rafah, een kamp aan de Egyptische grens, vertelden dat de helikopter een raket afvuurde op een groep Palestijnse strijders. Vier van de slachtoffers waren strijders, drie waren burgers, volgens Palestijnse functionarissen.
De helikopteraanval volgde enkele uren nadat Israëlische troepen zich hadden teruggetrokken uit het kamp dat zij woensdagmiddag overspoelden nadat een met explosieven volgeladen Israëlische pantserwagen er op een mijn was gereden en geëxplodeerd. Die explosie kostte aan alle vijf inzittenden het leven. De soldaten wilden na de explosie de overblijfselen van de slachtoffers veiligstellen.
Dat was hen namelijk niet gelukt toen Palestijnen dinsdag een Israëlische pantserwagen in Gaza–Stad opbliezen. Palestijnse extremisten gingen na die aanslag met lichaamsdelen van de soldaten aan de haal en lieten die als trofeeën zien. Om de lichaamsdelen terug te vinden opende het Israëlische leger woensdag het grootste offensief in de Gazastrook in jaren, waarin al 23 Palestijnen werden gedood en er 175 gewond raakten.
De Israëliërs trokken zich donderdagochtend pas terug uit Gaza–stad. Een gemaskerde gewapende strijder, die naar eigen zeggen sprak in naam van de Islamitische Jihad en de Al–Aqsa Martelarenbrigades, zei dat de strijders de overblijfselen van de soldaten woensdagavond laat hadden afgegeven aan afgevaardigden van Egypte en de Palestijnse Autoriteit die ze over moesten brengen naar Israël. Israëlische experts maakten woensdagavond bekend inderdaad van alle zes de militairen overblijfselen te hebben gedentificeerd. Vier van hen zullen donderdag worden begraven.