Pelgrims naar erevelden sterven uit
Het is vandaag precies 75 jaar geleden dat de Slag in de Javazee plaatshad. De geallieerde poging onder leiding van schout-bij-nacht Karel Doorman om de Japanse invasie van Nederlands-Indië te keren mislukte. Ook na deze slag bleef er in de kolonie verzet tegen de Japanse bezetting.
In de Indonesische badplaats Ancol herinnert een (door de Nederlandse Oorlogsgravenstichting (OGS) onderhouden) ereveld aan ruim 2000 slachtoffers. Ze werden gemarteld en geëxecuteerd vanwege hun verzet tegen de Japanse overheersers, of sneuvelden tijdens verzetsoperaties.
De OGS definieert oorlogsgraven als graven voor oorlogsslachtoffers: mannen, vrouwen en kinderen die het leven lieten tijdens de Tweede Wereldoorlog, door gewelddadige conflicten daarna of bij recentere vredesmissies. Het vertellen van hun verhalen draagt bij aan het besef dat vrede, vrijheid en veiligheid niet vanzelfsprekend zijn. Zo wordt wereldwijd aan 50.000 oorlogsslachtoffers de herinnering levend gehouden, maar vooral in Nederland, Indonesië, op Curaçao, Aruba en Suriname.
Enkele maanden geleden werd bekend dat een drietal Nederlandse oorlogsbodems die in de Slag in de Javazee tot zinken waren gebracht, verdwenen waren. Illegale slopers lichtten de stalen wrakken van de in 1942 gezonken Hr. Ms. De Ruyter, Hr. Ms. Java en Hr. Ms. Kortenaer van de zeebodem en verkochten het ijzer als schroot. Met de roof verdwenen deze onder water gelegen Nederlandse oorlogsgraven.
Spekkoek
Voor het kantoor van de Nederlandse Oorlogsgravenstichting (OGS) in Jakarta is het één grote bouwput. Er komt zowel een lightrail door de straat als een metro. Beide moeten een einde moeten maken aan het fileleed in de 10 miljoen inwoners tellende Indonesische hoofdstad .
Binnen werkt men aan de documentatie van en het onderhoud aan acht erevelden in Indonesië en bereidt men de herdenking van de Slag in de Javazee voor. In de trapopgang hangen kleden uit de verschillende delen van het eilandenrijk, aan de wanden prijken ingelijste foto’s. Asnita (”Ita”) Pohan (50) is –naast de Nederlandse directeur– een van de zes Indonesische medewerkers op kantoor. Ze studeerde Nederlands aan de universiteit van Indonesië en spreekt de taal vloeiend. „Mijn vader adviseerde me ooit om Nederlands te leren. De generatie die hier nog Nederlands spreekt, sterft uit. Gelukkig heb ik destijds goed naar hem geluisterd.”
Na zes dienstjaren bij de Nederlandse ambassade trad Pohan in dienst bij de Oorlogsgravenstichting. Ze zegt dat daar destijds kritiek op kwam uit haar omgeving: „Familie en vrienden vonden het eerst ongepast dat ik hier ging werken. De OGS is immers betrokken bij het koloniale verleden en de nagedachtenis aan Nederlandse militairen die sneuvelden bij de politionele acties tegen onze onafhankelijkheid. Nu speelt mijn werk geen enkele rol meer bij mijn contacten.”
Pelgrimsreizen
De OGS beheert zeven erevelden op Java. Alle dagen van de week zijn de erevelden open. Groepen studenten en diplomaten of reisgezelschappen kunnen een rondleiding door een gids aanvragen. Ook krijgen Nederlandse autoriteiten die Indonesië bezoeken begeleiding. De OGS organiseert verder ‘pelgrimsreizen’. Die zijn bedoeld voor nabestaanden van slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog en van militairen die daarna omkwamen in de onafhankelijkheidsstrijd. Ita: „Voor wie de reis niet zelf kan betalen, is er subsidie mogelijk. De groep telt maximaal 25 deelnemers, soms woonden zij hier vroeger als kind en willen ze het oude huis of hun school terugzien. We houden op het ereveld altijd een kleine herdenking met een kranslegging. Het zijn emotionele reizen. Het aantal pelgrimsreizen neemt de laatste jaren af, jaarlijks zijn het er nog maar twee. De tweede generatie van nabestaanden sterft langzaam uit. Onder de derde generatie is de belangstelling voor de pelgrimsreizen veel minder.”
Toekomst
De dodenakker Ancol (spreek uit ”Antjol”) ligt er onberispelijk bij. Het is een groene enclave te midden van een uitgaansgebied dat in de koloniale tijd ook wel ”Zandvoort” werd genoemd. Even verderop kan de bevolking van Jakarta in zee poedelen. Bij het hek voor de ingang maakt het woord ”bel” duidelijk wat er moet gebeuren. De bewaker komt als uit het niets aangesneld.
Ondanks de afname van de belangstelling voor de pelgrimsreizen is er volgens Pohan zeker een toekomst voor de erevelden. „We krijgen tegenwoordig meer bezoek van jonge Indonesiërs en buitenlandse toeristen. Eerder kwamen er alleen klassen van internationale scholen, de laatste tijd ook van gewone scholen. De jeugd krijgt meer oog voor het verleden. Ook worden er meer boeken over vroeger vertaald naar het Indonesisch, zoals over generaal Spoor en de onafhankelijkheidsstrijd. Laatst kwam er een lokale leesclub naar het grote ereveld van Menteng Pulo om het graf van hem te bezoeken.”
Gefatsoeneerd
Rij na rij staan witte graftekens op een glad geschoren gazon. Pohan: „Moslims en boeddhisten hebben elk een andere vorm van gedenkteken op hun graf. Er liggen mannen, vrouwen en kinderen begraven. Zowel Nederlanders als lokale mensen die in dienst van de koloniale overheid hun leven gaven.”
Toen personeel van de Nederlandse Gravendienst dit terrein in het voorjaar van 1946 aantrof, stond er een haastig gemaakte cementen zerk met een houten kruis. Hier op deze plaats voerden de Japanners hun executies uit. Over het gehele terrein verspreid vond men graven en massagraven. Het gebied werd gefatsoeneerd, de lichamen verzameld en zo mogelijk geïdentificeerd. De laaggelegen grond werd opgehoogd en gedraineerd. Later dat jaar vond de inwijding plaats van het eerste Nederlandse ereveld in Azië. Pohan: „In 2010 werd een renovatie afgerond: Nederlandse ingenieurs bouwden een hogere zeedijk rond het ereveld omdat het terrein bij hoogwater te vaak onder liep, wat grote schade aan gras en graven veroorzaakte.”
Hemelboom
Momenteel liggen er op Ancol 2118 mensen begraven. Velen zijn later uit andere delen van het land hierheen gebracht. Er staat een imposant gedenkteken met daarop de tekst: „Hun geest heeft overwonnen – 1942-1945.” Rechts achterin staat een afgeknotte boom. Ooit werden onder deze zogenoemde ”hemelboom” vrouwen geëxecuteerd. De vorm van de boom spreekt boekdelen; de takken lijken zich te verheffen in wanhoop. Toen de boom het bij een overstroming begaf, werd deze geconserveerd. Eromheen kwam een betonkraag met een koperen tekstplaat met daarop enkele versregels uit de ”Poem for the fallen” van de Engelse dichter Laurence Binyon.
Ook staat er op het ereveld een klein monument voor hen die elders in Nederlands-Indië omkwamen en daar begraven liggen.
Bij het verlaten van het ereveld kunnen bezoekers onder een afdakje een register tekenen en een folder meenemen van de OGS. Daar staat een oude Indonesiër die vloeiend Nederlands spreekt, hij blijkt emeritus predikant. Om zijn kennis van de Nederlandse taal te tonen, maakt hij een woordgrapje: „Zondag ging ik voor in een eredíénst, nu sta ik op een erevéld en straks kijk ik op internet naar de uitslagen van de eredivísie…”
Herdenking Slag in de Javazee
Ook dit jaar organiseert de Nederlandse Oorlogsgravenstichting (OGS) samen met de Nederlandse ambassade een herdenking van de Slag in de Javazee. Dit gebeurde vandaag op het ereveld Kembang Kuning in Surabaja, op Oost-Java. Daar staat het Karel Doormanmonument, met de namen van de 915 in de Javazee omgekomen marinemensen. Pohan: „Deelnemers aan een speciale pelgrimsreis van bijna dertig nabestaanden wonen de plechtigheid bij, samen met stafleden van de OGS-kantoren in Den Haag en Jakarta. De Nederlandse ambassadeur, nabestaanden en Nederlandse autoriteiten leggen een krans bij het Karel Doormanmonument.
Twee dagen later, woensdag, worden er in aanwezigheid van nabestaanden zes kransen gelegd door onder anderen de Nederlandse commandant der zeestrijdkrachten, vertegenwoordigers van de geallieerden en de Indonesische autoriteiten. Ook komen de president en de algemeen directeur van de Oorlogsgravenstichting uit Nederland op inspectiebezoek bij alle erevelden op Java en het kantoor van de OGS in Jakarta. Verder wonen de voorzitter van het bestuur en de directeur van het Nationaal Comité 4 en 5 mei en die van de Stichting Nationaal Fonds voor Vrede, Vrijheid en Veteranenzorg de plechtigheid bij.