„Vrijere markt leidt tot duurdere kinderopvang”
Het invoeren van een sterkere marktwerking in de kinderopvang zal op korte termijn tot prijsstijging leiden. De liberalisering van de sector, die over twee jaar haar beslag moet krijgen, is juist bedoeld om een betere kwaliteit, meer aanbod en lagere prijzen te bereiken.
De Consumentenbond en de belangenvereniging van ouders in de kinderopvang BOinK zetten zo hun vraagtekens bij de plannen van het kabinet. Vorig jaar gingen de prijzen met gemiddeld 9 procent omhoog, en beide organisaties vrezen dat deze trend zich alleen maar zal versterken. De prijsstijging vloeit voort uit de eenvoudige economische wetmatigheid van een aanbod dat geen gelijke tred kan houden met de snel groeiende vraag.
BOinK en de Consumentenbond stellen in theorie voor liberalisering te zijn, maar niet als in de praktijk de consument daarvan alleen de negatieve vruchten mag plukken. Op een gezamenlijke bijeenkomst in Den Haag, waar ze vrijdag de uitkomst presenteerden van een breed onderzoek onder 2300 ouders die gebruikmaken van kinderopvang, maakten ze bekend bij de politiek en bij de branche zelf een pleidooi te zullen voeren om de gesignaleerde tekortkomingen te ondervangen.
„Liberalisering zonder begeleiding kan helemaal verkeerd uitpakken”, stelde directeur De Jonge van de Consumentenbond. Zij vindt dat de overheid de „rol van marktmeester” moet oppakken om ervoor te zorgen dat er meer aanbod totstandkomt en de zaken niet uit de hand lopen. „Anders komen er net zulke problemen als in de taxibranche.” Zo moeten gemeenten worden gedwongen te zorgen voor voldoende kinderopvangplekken. Aan de andere kant moeten ouders een beter inzicht en overzicht krijgen in het aanbod, om hun keuzevrijheid te vergroten.
De Jonge bepleit verder een strak toezicht op de instellingen voor kinderopvang. Dat betreft in de eerste plaats misbruik van een dominante positie. Met deze taak zou de kartelwaakhond NMa kunnen worden belast. In de tweede plaats acht ze het zaak de positie van de gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD) als bewaker van de kwaliteit binnen de dagverblijven duidelijker vorm te geven. Zo zou de GGD onderzoeksinformatie op internet kunnen zetten.
Overigens voert mevrouw Hamer, lid van de Tweede Kamer voor de PvdA, een lobby voor een nieuw, apart toezichtsorgaan voor de kinderopvang. Dat kan binnen afzienbare tijd door middel van een aanvulling op het wetsvoorstel Basisvoorziening Kinderopvang, dat momenteel nog bij de Raad van State ligt. Ook de branchevereniging voor kinderopvang voelt wel voor zo’n dienst.
Een ander aspect van de liberalisering is de verschuiving van aanbodstimulering door het Rijk naar een zogeheten vraagsturing. In de huidige situatie beoogt een subsidieregeling de gemeenten aan te zetten zich actief in te zetten voor kinderopvang. In een stelsel waarin marktwerking meer gewicht krijgt, zullen ouders een financiële tegemoetkoming krijgen.
Grote vrees is, dat de gemeenten vervolgens achterover zullen leunen. Zo voerde BOinK-voorzitter Jellesma een groot bouwplan van de gemeente als voorbeeld aan. „Stel dat een projectontwikkelaar daar voor veel geld woningen, winkels en kantoren wil neerzetten. Die concurrentieslag kan kinderopvang toch nooit winnen?” Marktwerking betekent bovendien dat het platteland en achterstandswijken in steden voortaan wel eens minder goed kunnen worden bedeeld.
Uit onderzoek naar de huidige situatie, dat wordt gepubliceerd in de Consumentengids van maart, blijkt dat het nodige valt bij te schaven aan de kinderopvang. Ouders zijn over het algemeen tevreden over het kinderdagverblijf. Op de buitenschoolse opvang, die ertoe dient dat buitenshuis werkende ouders ook de zorg voor hun schoolgaande kinderen op derden kunnen afwentelen, is aanzienlijk meer kritiek. Maar liefst een kwart van de ondervraagden is ontevreden.
De meeste kritiek krijgen de leiding en de organisatie, de voorzieningen, de opvoedkundige aanpak en de verzorging. Ongeveer de helft van de ouders heeft negatieve ervaringen met kinderopvang. Dat uit zich in zinnen als: „Kind heeft in anderhalf jaar circa vijftien verschillende leidsters gehad.” Of: „Jongste was bijna gestikt in plastic, ik kwam net binnen.” Uit het onderzoeksrapport komt naar voren dat een voortdurende vinger aan de pols een eerste vereiste is, onafhankelijk van liberalisering.
In tien jaar tijd (1989-1999) is het aantal opgevangen kinderen ruim verviervoudigd van 48.000 naar 209.000. Het aantal kinderen op wachtlijsten bedraagt 31.000. Van hen is 70 procent jonger dan vier jaar. Momenteel wordt bijna een op de vijf kinderen in deze groep opgevangen in de formele kinderopvang. Komende jaren wordt een forse toename verwacht.