De revolutie die niet meer stopte
De Russische Revolutie is zo’n beetje het grootste politieke en sociale experiment uit de wereldgeschiedenis. Na honderd jaar schrikken we nog van het bloed dat over de straten stroomde. En dat allemaal in de strijd tegen het onrecht.
Het jochie stond bij de groep rond het vuur in het centrum van Sint-Petersburg. Het was een grote chaos daar, eind februari 1917. Hij speelde met een automatisch wapen. Ineens klonk een schot. Van schrik trok de jongen nog harder aan de trekker en zo volgde er nog zeven kogels. Drie mensen waren dood en enkelen gewond.
Het is zomaar een van de vele gebeurtenissen die Orlando Figes beschrijft in zijn boek ”Tragedie van een volk”. Tijdens de Februarirevolutie waren de mensen gewend aan doden en aan geweld. Dit schrok hen niet af, integendeel. Men werd er dronken van.
Het begon met broodrellen. Op zich was er voldoende graan in het land, maar door het zwakke transportsysteem bereikte dat de steden niet. De broodrellen groeiden uit tot een bloedige opstand en een nieuwe tijd van volkomen anarchie.
Het revolutievirus drong ook door tot in de meest afgelegen streken op het platteland. Landhuizen werden in brand gestoken als de pacht niet onmiddellijk naar beneden ging.
Marx
In 1905 was een eerdere opstand met geweld neergeslagen. Tsaar Nicolaas II (of Nicolaas de Laatste, zoals Figes hem noemt) hield niet van stoorzenders die de innige band tussen hem en het Russische volk dwarszaten.
Hij stelde een politiestaat in. Alle post werd opengemaakt. Weinig boeken haalden de drukpers. ”Das Kapital” van Karl Marx glipte er echter door, omdat de censoren dachten dat toch niemand zo’n saai boek zou lezen. Toen de Russische versie veel beter verkocht werd dan de Duitse, bleek dat ze zich hadden vergist. Marx’ socialisme was de enige theorie die volgens de Russen de armoede en de honger verklaarde.
De tsaar geloofde in een door God gesmede band tussen de Romanovs en het volk. Hij moest een vader voor de Russen zijn. Dit geloof was de basis van de autocratie, die bij Nicolaas werkelijk op een overtuiging rustte. Een vorst die verantwoording aflegde aan een parlement, was niets minder dan godslastering.
De 300-jarige regering van de Romanovs was in 1913 uitbundig gevierd. Veel Russen geloofden ook werkelijk in hem, alsof hij God Zelf was. Zij dachten dat de tsaar hun noden persoonlijk begreep. De vorst kreeg brieven van arme mensen waarin ze hun problemen uitlegden. De grap van de geschiedenis is dat ook Lenin en Stalin later zulke brieven kregen.
Arme mensen waren er genoeg in Rusland. Figes beschrijft dat in kleine dorpen, ver achter Moskou, honger en gebrek heel gewoon waren. Opvallend is dat de leefwijze van deze mensen redelijk aansloot bij het communistisch ideaal. Kleding en haardracht waren voor iedereen hetzelfde. Men leefde onder een strikt conformisme. Er was een „grenzeloze haat” tegen afwijkend gedrag.
Wie ook met haat behandeld werden, waren de Joden. Volgens Figes waren de Romanovs uitgesproken antisemitisch. De tsaar genoot van berichten over pogroms. De Joden waren immers verraders van de eenheid van volk, kerk en vorst. Het is dan ook geen wonder dat veel communistische leiders later Joden waren.
Toen de revolutie in Sint-Petersburg begon, zat de tsaar aan het front. In telegrammen werd hij op de hoogte gehouden. In zijn keizerlijke treinwagon overtuigden zijn adviseurs hem ervan afstand te doen van de troon. Getuigen zeggen dat hij opgelucht leek. Zijn vrouw Aleksandra was blij dat hij niet het verraad had gepleegd en zich door een grondwet had laten inpalmen.
Coalities
In Petrograd had zich een voorlopige regering gevormd, van gematigde socialisten. Deze regering slaagde er echter niet in het bestuur weer op orde te brengen.
De revolutie had echter veel verlangens wakker gemaakt. Bovendien was er met de revolutie iets in het land gekomen wat onbekend was, namelijk partijpolitiek. Het gebrek aan ervaring met coalities zorgde dat de voorlopige regering telkens vastliep.
Voor de echte bolsjewieken was de voorlopige regering bovendien veel te elitair. En dan is het Lenin die zich zet aan de leiding van een tweede revolutie, eind oktober.
Die revolutie draaide om hetzelfde Winterpaleis waar eens de tsaar woonde en nu de voorlopige regering zetelde. Zodra de bolsjewieken de regeringszaal binnentraden, gaven de ministers zich over. Vlak voordat de gevangenisdeur zich achter hen sloot, haalde nog een van de ministers een telegram uit zijn zak, over de lastige Oekraïense kwestie (die nog altijd niet helemaal vlak ligt). „Hier, pak aan, nu is het jullie zaak”, zei hij.
De arbeiders ontdekten in het Winterpaleis al snel de wijnkelder. Daar moet een van de grootste en kostbaarste wijnvoorraden van de wereld hebben gelegen. Er lagen onder meer flessen uit het favoriete wijnjaar van de tsaar, 1847. Er waren zo veel flessen dat duizenden mensen zich er dagenlang aan hebben gelaafd.
Van coalities was nu geen sprake meer. Lenin had het monopolie op de waarheid en kende geen compromissen. Hij ging de strijd aan met alle tegenstanders en vestigde de dictatuur die tot eind jaren tachtig heeft bestaan.
Eigenlijk begint het sociale experiment pas na de Oktoberrevolutie. Begin jaren twintig probeerde de communisten bijvoorbeeld greep te krijgen op huwelijk en gezin, waaruit de mens moet worden bevrijd. In sommige steden werden openlijk vrije seks, echtscheiding en abortus gepropageerd, met exact dezelfde argumenten als in de jaren zestig in West-Europa. Abortus is in de Sovjet-Unie volledig ingeburgerd, maar op die andere punten is gas teruggenomen.
Lenin was vooral actief in de propaganda tegen de kerk. Aanvankelijk mocht de kerk de gebouwen huren van de sovjets. Maar toen dat soort maatregelen niet leidde tot afname van het geestelijk leven, werden priesters gevangen en gedood.
Figes vertelt in zijn boek van 1100 bladzijden alles, tot in de details. Maar zijn boek wordt niet saai. Hij vertelt steeds vanuit het perspectief van concrete mensen, en dat zorgt ervoor dat je niet meer met lezen kunt stoppen.
Boekgegevens
Tragedie van een volk. De Russische Revolutie 1891-1924, Orlando Figes; uitg. Nieuw-Amsterdam, Amsterdam, 2016; ISBN 978 90 468 2164 0; 1116 blz.; € 29,99.