„Grove schendingen van rechten Hondurezen”
Sinds begin dit jaar zijn al meer dan zeventig jonge Hondurezen vermoord. Mensenrechtenactivisten vermoeden dat er van een nieuwe ’sociale opruimactie’ van vermeende delinquenten sprake is, waarbij waarschijnlijk de politie en mogelijk ook moordcommando’s betrokken zijn. Ze roepen de VN ertoe op een onderzoek in te stellen.
Sinds 1998 werden al 2230 veelal arme Hondurese jongeren van onder de 23 vermoord. Slechts 332 van deze moordzaken werd onderzocht. De overheid geeft toe dat politiemensen eenvijfde van de moorden pleegden, maar stelt dat het overgrote deel van de jongeren stierf bij gevechten tussen rivaliserende jeugdbendes.
Op 25 april werd in de noordelijke stad San Pedro Sula het verminkte hoofd van een jonge man gevonden, vergezeld van een briefje gericht aan president Ricardo Maduro. De inhoud van het bericht werd niet vrijgegeven. Het was al de vierde lugubere vondst van dit type dit jaar.
Volgens de Hondurese nationale mensenrechtencommissaris Ramon Custodio beleeft het land momenteel de ergste golf mensenrechtenschendingen sinds 1980, toen Centraal-Amerika gebukt ging onder burgeroorlogen en het Hondurese territorium als basis diende voor de VS-troepen die de linkse Sandinisten in buurland Nicaragua bestreden. In maart stelde Custodio dat er een sociale opruimactie aan de gang is.
President Maduro zelf houdt vol dat het geweld in het Midden-Amerikaanse land onder controle is. Hij stelde in oktober 2002 een intergouvernementele commissie en een speciaal onderzoeksteam aan om het toenemend aantal moorden op kinderen en jongeren dat Honduras de laatste jaren teistert, tot op de bodem te onderzoeken. Toch werden slechts 332 van de 2230 moordzaken op Hondurezen jonger dan 23 onderzocht. Daarvan bereikten er slechts 66 de rechtbank - amper 36 verdachten werden er gearresteerd en in staat van beschuldiging gesteld.
„Wij geloven dat het toegenomen geweld wordt veroorzaakt door de straffeloosheid, door samenzwering van de autoriteiten en door het optreden van moordcommando’s”, stelt José Manuel Capellin, het Hondurese hoofd van de niet-gouvernementele organisatie Casa Alianza, die in diverse Centraal-Amerikaanse landen centra voor straatkinderen leidt. De afgelopen jaren nam hij het voortouw in het protest tegen de toenemende golf geweld tegen de Hondurese jeugd. Hij denkt niet dat de kindermoorden werkelijk deel uitmaken van een gerichte overheidsstrategie, maar gelooft niet dat de moorden, zoals de autoriteiten beweren, grotendeels het werk van jeugdbendes zijn.
Casa Alianza roept de Verenigde Naties en de Inter-Amerikaanse Commissie voor de Mensenrechten ertoe op een bijzonder onderzoek in te stellen naar de moorden op de Hondurese jeugd en een plan op te stellen om een einde kan maken aan het geweld en de straffeloosheid. In september 2001 bracht een speciale rapporteur van de VN al een bezoek aan Honduras en sprak toen haar bezorgdheid uit over de straffeloosheid van moorden op straatkinderen.
De Hondurese minister van Veiligheid, Oscar Alvarez, beschuldigt de niet-gouvernementele organisaties er echter van dat ze de feiten over geweld verkeerd voorstellen. Volgens de overheid is de meerderheid van de moorden te wijten aan jeugdbendes. Leden van zulke bendes zijn te herkennen aan tatoeages, banden om het hoofd en een codetaal van woorden en handgebaren. Ze komen in diverse Centraal-Amerikaanse landen voor. In Honduras schat de politie dat zo’n 100.000 jongeren lid zijn van een bende, op een bevolking van 6,7 miljoen. Het gaat vooral om de bende 18 en het rivaliserende Salvatrucha. De afgelopen jaren heeft de politie geprobeerd te bendes te bestrijden met gerichte acties tegen jongeren; het lidmaatschap van de bendes wordt nu ook zwaarder bestraft. Alvarez beweert dat de Hondurese bevolking zich veiliger voelt, maar dat de bendeleden zelf zich in het nauw gedreven voelen en daardoor, „zoals een verwend kind”, hun woede via moorden uiten.