„Veilig zakendoen in Irak kan nog altijd”
Vertegenwoordigers van buitenlandse bedrijven zijn niet langer veilig in Irak en daarom bezinnen grote internationale bedrijven zich op hun koers in het Tweestromenland. Vorige week illustreerden ze hoe het probleem kan worden opgelost: de halve Iraakse regering en een keur van Iraakse zakenlieden werd gewoon overgevlogen voor een driedaagse conferentie in Londen.
Plaats van verzamelen was het Londense Hilton Hotel. „Voor de meeste bedrijven is het mogelijk om zaken te doen met Irak zonder het land te bezoeken”, meldde de website van de conferentie in de uitnodiging aan bezoekers. De conferentie werd georganiseerd door het Britse pr-bureau Windrush Communications in samenwerking met de Brits-Arabische Kamer van Koophandel. Hoofdsponsor was de Kuwait Petroleum Corporation.
Het voortdurende geweld en de onrust in Irak hebben investeerders niet afgeschrikt. De conferentie, die maximaal 300 deelnemers kon herbergen, was een maand geleden al uitverkocht. Onder de deelnemers bevond zich Raytheon, de Amerikaanse fabrikant van de precisiebommen die gebruikt werden tijdens de invasie in Irak. Andere bedrijven waren onder meer Shell, ChevronTexaco, ExxonMobil, de geneesmiddelengigant Pfizer en het Zweedse Volvo.
Volgens critici heeft de investeringsdrang weinig te maken met de gewenste opbouw van Irak. „De conferentie staat voor de verdeling van de Iraakse activa, mineralen en rijkdommen. Handelsbelangen, vooral de Amerikaanse, zijn vanaf het begin de reden geweest voor de invasie in Irak”, zegt Ghada Razuki van Stop the War Coalition. „De rijkdom in het land is van de Irakezen. Zij zijn meer dan capabel om hun eigen zaken te regelen”, aldus Razuki.
De conferentie werd gesteund door de Britse overheid. Britse bedrijven beklagen zich al langer over het feit dat ze te weinig kansen krijgen om mee te profiteren van de opbouw in Irak. Bij de tot hiertoe afgesloten contracten werden Britse bedrijven in minder dan eenderde van de gevallen als hoofdcontractant voorgedragen. Sterke Britse deelname aan de conferentie was voor een deel bedoeld om te netwerken met grote Amerikaanse bedrijven en zo toeleveringscontracten of subcontracten in de wacht te slepen. De deelnemers waren weinig bereid om details over de driedaagse besprekingen naar buiten te brengen.
Het hotel was zwaar beveiligd. De locatie van een galadiner in het centrum van Londen werd weken geheim gehouden, zodat slechts een paar demonstranten kwamen opdagen. Medeorganisator Windrush Communications weigerde gedurende de conferentie commentaar te geven. Iraakse vertegenwoordigers en afgevaardigden van het Amerikaans-Britse bestuur in Irak (CPA) waren niet bereikbaar.
Het belang van de bijeenkomst bleek uit de aanwezigheid van David Nash, hoofd van het Amerikaanse opbouwprogramma en beheerder van de fondsen. Amerika geeft de komende jaren 18,6 miljard dollar uit aan de opbouw van de Iraakse infrastructuur en aan projecten op het gebied van energie, communicatie, politie en justitie. Dat gaat buiten de Iraakse regering om.
„Ondanks de onveilige omstandigheden moeten we het zicht niet verliezen op de lange termijndoelen, namelijk het opbouwen van de economie en infrastructuur in Irak”, zei Brian Wilson, speciaal investeringsadviseur van de Britse premier Tony Blair. „Deze bijeenkomst is uitermate belangrijk om relaties aan te gaan en de basis te leggen voor een langdurige betrokkenheid bij Irak en de Iraakse bevolking.”
Wilson doelde op het vormen van joint ventures met de Iraakse delegatieleden of op de mogelijkheid ze te benoemen als lokale managers van bedrijven die onderdeel zijn van westerse multinationals.
De meeste Iraakse zakenlieden en leden van de door de Amerikanen benoemde Iraakse regeringsraad waren in Londen uitgenodigd met hun gezin, om zo in korte tijd ook de band op het persoonlijke vlak te verstevigen. Onder de Iraakse delegatieleden waren rechter Wael Abdulatif, gouverneur van Basra dr. Barham Salih, premier van de regionale Koerdische regering dr. Sinan Ridha al-Shabibi, de president van de Iraakse Centrale Bank en enkele ministers.