Geschiedenis

Niet elke Duitse protestant liep mee op brede weg van het nazisme

De protestantse kerken in Duitsland hebben het in de Tweede Wereldoorlog behoorlijk laten afweten wat betreft het verzet tegen de nazi’s. Maar dat verzet wás er wel, stelt prof. dr. Siegfried Hermle vast. En nog iets: „Er loopt geen directe lijn van Luthers antisemitisme naar de nazi’s.”

Jan van Reenen
5 December 2016 14:27Gewijzigd op 16 November 2020 09:12
Prof. dr. Siegfried Hermle. beeld RD
Prof. dr. Siegfried Hermle. beeld RD

De werkkamer van prof. Hermle in Keulen toont een verrassende wandplaat: die van de brede en de smalle weg. „De plaat komt van oorsprong uit Duitsland en is in heel veel landen verspreid”, verduidelijkt de kerkhistoricus.

De illustratie is gebaseerd op Mattheüs 7:13 en 14: „Gaat in door de enge poort; want wijd is de poort en breed is de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er die door dezelve ingaan; Want de poort is eng en de weg is nauw, die tot het leven leidt, en weinigen zijn er die dezelven vinden.” De Bijbelwoorden werden op een wel heel bijzondere manier werkelijkheid voor veel Duitse kerken in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog. Protestantse kerken kozen massaal voor het nazisme. Een kleine groep ging niet mee op de brede weg naar het verderf.

Luther

Antisemitisme en anti-judaïsme waren voor de Tweede Wereld­oorlog wijdverbreid onder de protestanten in Duitsland, zegt prof. Hermle. „De algemene gedachte in de kerken was dat Joden te sterk present waren in de samenleving en dat hun invloed wel wat minder mocht worden. Dat gold ook voor leden van de latere Bekennende Kirche, die zich tegen het nazisme verzetten.”

De hoogleraar is het echter niet eens met de opvatting dat er een rechte lijn loopt van de anti-Joodse geschriften van de Wittenbergse reformator Maarten Luther (waaronder ”Van de Joden en hun leugens”) naar het nazisme. „Deze geschriften van Luther waren vanaf de zeventiende eeuw niet meer herdrukt. Ze kwamen wel voor in zijn verzameld werk, maar dat lazen de gewone mensen niet. Sinds de tijd van het piëtisme waren alleen de voor Joden vriendelijke geschriften van Luther bekend. Aan het einde van de negentiende eeuw ontstond er in Duitsland een volksbeweging die zich keerde tegen de Joden. In een boek met citaten tegen hen werden ook passages uit Luthers geschriften opgenomen –naast uitspraken van andere bekende Duitsers als Schiller, Kant en Herder– om de bevolking van het gevaar van de Joden te overtuigen.”

Predikantenblad

Dat betekent volgens prof. Hermle nog niet dat Luthers ideeën over de Joden in brede kring bekend werden. „Pas vanaf 1934, toen Hitler al aan de macht was, verschenen er publicaties voor een groot publiek met teksten van Luther over de Joden.”

Hij wijst op een bijdrage in een predikantenblad uit 1935 –twee jaar na de machtsovername door Hitler– waarin staat dat de geschriften van Luther tegen de Joden onbekend zijn. Een predikant vraagt waar men die kan vinden. Prof. Hermle: „Als een predikant het niet weet, zou een gewoon kerklid dat dan wel weten?”

De hoogleraar noemt ook de Kristallnacht in 1938, toen de synagogen in Duitsland vernield werden. „Niemand zei vooraf dat Luther had opgeroepen tot het verbranden van de synagogen. Pas achteraf zei men dat Luther die oproep gedaan had.”

Deutsche Christen

Het mag dan geen uitgemaakte zaak zijn waar het antisemitisme in de periode voor de Tweede Wereldoorlog vandaan kwam, dat het onder Duitse protestanten breed leefde, is duidelijk. Dat toont de opkomst van de kerkenpartij Deutsche Christen wel. Hoewel deze beweging naar schatting door ‘slechts’ een derde tot een kwart van de protestanten in Duitsland gesteund werd, wist zij met behulp van de nazi’s de macht te krijgen in de in 1933 ontstane Deutsche Evangelische Kerk (DEK). Prof. Hermle: „Gewone leden van de kerk stemden bij verkiezingen massaal op de Deutsche Christen. Ze kenden de radicaliteit van deze organisatie niet, maar ze kozen die wel.”

Die keus betekende dat er in de DEK vanaf het begin weinig verzet tegen Hitler bestond. Alleen de landskerken van Württemberg, Beieren en (gedeeltelijk) Hannover bleven intact en verzetten zich op sommige momenten. De andere landskerken aanvaardden de leiding van de Deutsche Christen.

Ds. Hans Encke

Als reactie op deze ontwikkelingen werd in 1934 de Bekennende Kirche opgericht. Bekende leiders hiervan waren Dietrich Bonhoeffer en Martin Niemöller. Deze Belijdende Kerk had zich afgescheiden van de DEK en was op allerlei plaatsen in Duitsland te vinden. Zo was er in Keulen een, in het stadsdeel Nippes, waar ds. Hans Encke predikant was. Keulenaren die het niet eens waren met de DEK gingen daar naar de kerk. Bij verhuizing naar een andere plaats sloot men zich daar weer bij een Belijdende Kerk aan.

Een van de eerste problemen waarmee de kerkelijke tegen­standers van Hitler te maken kregen, was de Ariërparagraaf, een in 1933 ingevoerde bepaling die aangaf dat niet-Ariërs geen predikant meer mochten zijn in de DEK.

Prof. Hermle: „Verzet viel niet mee. Predikanten mochten het op de preekstoel niet hebben over politiek. Als ze zich verzetten tegen het regime was de kans op gevangenschap reëel. Dat gold niet alleen voor grote leiders als Bonhoeffer en Niemöller, maar ook voor gewone dorpspredikanten. Inhouding van het traktement was eveneens mogelijk. Later werd het zelfs verboden om te collecteren voor predikanten die geen traktement meer ontvingen. Je kunt je afvragen wat je zelf zou doen als je geen inkomen meer kreeg. Toch bleven veel predikanten van de Bekennende Kirche op hun post.”

Het verhaal over de intact gebleven landskerken is niet alleen maar positief – het antisemitisme was ook daar diepgeworteld. „Niet-Arische predikanten werden over het algemeen alleen maar gehandhaafd als er geen protesten kwamen van gemeenteleden. Gebeurde dat wel, dan moesten ze eruit. Dat vond bijvoorbeeld plaats in Garmisch-Partenkirchen. De predikant was met een vrouw van Joodse afkomst getrouwd, die ook Joods godsdienstonderwijs gegeven had. Daarom maakten de nazi’s stemming tegen hem. Helaas heeft men op veel plaatsen gebogen voor de druk als het om niet-Ariërs ging.”

Onderduikadressen

Maar het is niet zo dat er niets gebeurde. In de staat Württemberg konden zelfs in de oorlog niet-Ariërs predikant worden. Ook kwam er in 1943 een moedig protest van bisschop Theophil Wurm van Württemberg tegen de deportatie van Joden. Hoewel hij zelf ook wat tegen Joden had, wendde Wurm zich tot Hitler omdat het vijfde gebod in het geding was.

Verder heeft de Bekennende Kirche heel wat niet-Arische predikanten naar het buitenland helpen ontsnappen en zich daadwerkelijk ingezet voor het helpen onderduiken van Joden. Prof. Hermle laat het boek ”Lichter im Dunkel” zien. Dat gaat over het Joodse echtpaar Max en Ines Krakauer, dat de Tweede Wereld­oorlog wist te overleven. De Krakauers werden door een netwerk van de Bekennende Kirche aan steeds weer andere onderduikadressen geholpen, in totaal 77, waarvan een deel in het noorden van Duitsland en andere in Württem­berg. De herziene uitgave van het boek brengt de helpers met naam en foto voor het voetlicht. Prof. Hermle noemt een aantal namen: ds. Martin Alberts uit Berlijn, ds. Otto Mörike uit Flacht, Elisabeth Goes uit Gebersheim en Elisabeth Schmitz uit Berlijn.

Stille helpers

„Vrouwen hebben een grote rol gespeeld als stille helpers voor de Joden”, zegt de Keulse kerk­historicus. Als voorbeeld noemt hij de manier waarop Elisabeth Goes zich inzette. Zij woonde met haar man, dominee Albrecht Goes, in Gebersheim bij Leonberg, in de staat Württemberg. Ds. Goes verzette zich al in een vroeg stadium tegen Hitler en hielp Joden. Zijn vrouw was hem daarbij tot steun. Toen hij vanwege de oorlog als predikant in het leger verbleef, ging Elisabeth door met het helpen van Joden. Zij verborg het echtpaar Krakauer van 22 augustus tot 20 september 1944 in de pastorie. Daarna huisvestte ze nog meer Joden. In het dorp vertelde ze dan dat er kennissen op bezoek waren.

In een terugblik schreef Elisabeth: „Otto Mörike, de predikant van Flacht, vroeg me om hulp. Tijdens een bezoek aan zijn pastorie vroeg hij of ik bereid was een zieke uit Berlijn op te nemen. Toen ik ja zei, liet hij vier weken niets van zich horen. Toen ik niet meer op een gast rekende, vroeg hij of mijn bereidheid tot hulp ook voor Joden gold.” Dat was het geval.

Bij de oprit naar de pastorie werd in 2003 een gedenksteen geplaatst ter herinnering aan het echtpaar Goes.

Waarom hielpen deze Duitse protestanten?

Prof. Hermle: „In hun verantwoording komt het verhaal van de barmhartige Samaritaan telkens terug. Ze voelden zich gedrongen om hun vervolgde medemensen te helpen. Een van hen, Margarethe Goldmund, zei: „Als Christus deze vervolgde mensen naar mijn huis stuurt, dan moet ik hen opnemen, welke gevolgen het ook voor mij heeft.””

>>de.evangelischer-widerstand.de


Prof. Hermle

Prof. Hermle is hoogleraar aan het Instituut voor Evangelische Theologie aan de universiteit van Keulen. Hij doceert kerkgeschiedenis, met als specialisatie de relatie tussen de Evangelische Kerk in Duitsland en het Jodendom. Prof. Hermle promoveerde op de studie ”Evangelische Kirche und Judentum. Stationen nach 1945” (”Evangelische Kerk en Jodendom. Stations na 1945”).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer