Boerderij is toekomst voor Ugandese jongeren
Bijna 80 procent van de Ugandese bevolking is onder de dertig. Het merendeel van hen is werkloos. Er is gebrek aan jongeren met bruikbare praktische vaardigheden. Daarom wordt de landbouwschool steeds populairder, want als er ergens kansen liggen, dan is het wel op de boerderij.
Met een luid geknor storten de beesten zich op het voer. Twee leerlingen duwen de grote varkens aan de kant, om zo ruimte te maken voor de schreeuwende biggetjes. Het is voedertijd op de oefenboerderij van ”Ave Maria”, een praktische landbouwschool in het stadje Lira in Noord-Uganda, waar het kippenhok en de varkensschuur gebouwd zijn naast de klaslokalen. Praktisch onderwijs ten top.
„Na een vier maanden lange cursus kunnen onze leerlingen de vaardigheden meteen in praktijk brengen op de boerderij van hun ouders, of op een stukje geleend land”, vertelt leraar George Obong.
Volgens Caroline Ort, projectmanager van het AgriSkills4You-programma van de Nederlandse organisatie ICCO, hebben veel jonge mensen in Uganda nooit de kans gekregen om goed onderwijs te volgen. In het noorden woedde jarenlang een burgeroorlog en veel gezinnen zijn te arm om hun kinderen naar school te sturen. Veel jongeren zijn daardoor werkloos. „Landbouw is Uganda’s belangrijkste groeisector. De aarde is vruchtbaar en veel grond wordt niet gebruikt. Jongeren lesgeven in landbouwvaardigheden is daarom een logische stap.”
De sector heeft echter een suf imago. De jeugd trekt liever naar de stad, om daar (motor)taxichauffeur te worden of om te proberen producten te verkopen op straat. „Ze moeten de boerderij echter als bedrijf gaan zien, en niet alleen als manier om voedsel voor eigen consumptie te verbouwen.”
Boekhouding
Ave Maria is een van de opleidingslocaties waar ICCO mee samenwerkt. De school werd in 1980 opgericht door directeur Quilinous Otim, een ondernemende Ugandees, die trots als een pauw over zijn terrein rondloopt. Jongeren tussen de 15 en 25 jaar oud kunnen zich aanmelden voor een cursus naar keuze. Zo kunnen ze kiezen voor varkenshouderij, pluimvee of het verbouwen van groenten. Afronding van basis- of voortgezet onderwijs is niet nodig. Ze slapen en eten op school en de cursuskosten zijn heel laag; hierdoor is het toegankelijk en laagdrempelig.
De boerderij behorend bij de school is een goedlopend bedrijf, waardoor Ave Maria financieel het hoofd boven water houdt en zelfs kan uitbreiden. „Naast praktische vaardigheden, krijgen de leerlingen ook les in marketing en boekhouding”, vertelt Otim. „Ze moeten straks immers hun eigen zaak runnen.”
Na een goede afronding van de cursus krijgen de alumni iets om mee te beginnen, zoals zaden, of, in het geval van de 18-jarige Martha, twee biggetjes. Vorig jaar rondde ze haar cursus af, en toen is ze meteen een varkenshouderij begonnen op de boerderij van haar familie, net buiten Lira. Haar biggen zijn inmiddels varkens geworden en in de nieuwe hokken lopen nu alweer elf kleintjes rond. „Ik heb geleerd hoe ik ze precies moet voeren en hoe ik ziektes moet voorkomen en bestrijden”, zegt ze.
Martha haalt een kleine roze big uit het hok en aait hem zachtjes over de vacht. Haar plannen zijn ambitieus: „Over vijf jaar hoop ik er honderd te hebben en wil ik andere jongeren in mijn dorp leren om hetzelfde te doen.” Voordat ze de training volgde hielp ze haar moeder en oma thuis met de vele kinderen die op het erf ronddartelen. Ze hadden moeite om iedere dag alle monden te vullen. „Nu is alles anders”, zegt ze. „Ik kan zelfs leuke kleren kopen.”
Strak in pak
We rijden over onverharde wegen, langs kleine dorpjes met ronde lemen huizen en velden vol cassave, bananenbomen en knalgele zonnebloemen. Na een uur of twee bereiken we het erf van de 28-jarige John. Samen met zijn broer, vader en enkele dorpsgenoten ontvangt hij zijn bezoek. „Ik verbouwde al maïs voordat ik aan de training deelnam, maar ik wilde mijn commerciële vaardigheden verbeteren”, vertelt hij.
Volgens hem is dat gelukt. Hij verdient nu een stuk meer, waardoor hij een mooi huis voor zichzelf kon bouwen. „Ook heb ik nu een echt pak gekocht, zodat ik naast een goede boer ook een professionele zakenman ben.” Gehuld in zwarte colbert, witte bloes en gladgestreken broek baant hij zich een weg door zijn maïsvelden. „Maar ik ben er nog lang niet. Mijn doel is om een winkel te beginnen waar andere boeren zaken als kunstmest, zaden en gereedschap kunnen kopen.”
Terug op het terrein van Ave Maria instrueert ‘boerderijmanager’ Hanson Odeng zijn medeleerlingen hoe ze mest moeten mengen. Zelf zit hij statig achter een bureau waarop documenten, bonnetjes en een grote rekenmachine liggen. Aan de muur hangt een voedingsrooster voor de varkens. „Ik hoop dat hij en de andere leerlingen in de voetsporen van onze succesvolle alumni treden”, zegt Boni Otim, de zoon van de directeur en bij Ave Maria verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de programma’s.
Volgens hem gaan de meesten aan de slag als boer, maar sommigen besluiten ook iets totaal anders te gaan doen. Hij is trots op de resultaten: „Families zijn blij dat de jongeren geld in het laatje brengen en leeftijdsgenoten raken geïnspireerd, waardoor een domino-effect optreedt.”
Dit verhaal is mede tot stand gekomen dankzij een reis georganiseerd door ontwikkelingsorganisatie ICCO.