Column: De camera hield van Castro en Che
In deze rubriek reflecteren buitenlandredacteuren van het RD op actuele gebeurtenissen in het nieuws. Vandaag: Waarom de beelden van Castro en Guevara nog altijd tot de verbeelding spreken.
„Fidel en Che, hadden ook hun kop nog mee”, rijmde deze week iemand. Ik vroeg waarom fotografen zich zo aangetrokken voelden tot de Cubaanse rebellen.
De dood van Fidel Castro eind vorige week riep de vele foto’s van de Cubaanse leider in herinnering. De revolutie na 1959 voltrok zich tijdens de gloriejaren van de zwart-witfotografie.
Castro en zijn compaan Che Guevara hadden heel goed door hoe belangrijk beeldvorming was. Dat bewijst ook het herdenkingsboek van Elsevier dat deze week verscheen: ”Fidel Castro: ter herinnering 1926-2016”. Boordevol glimmende oogjes en enthousiaste gezichten. Allemaal mensen die de binnenbocht wilden nemen naar dat aardse paradijs.
Ik kan me niet herinneren ooit zulke beelden te hebben gezien uit Moskou of Pyongyang, Oost-Berlijn of Peking. De vraag is natuurlijk wat het verschil is.
Vast en zeker sprak Cuba meer tot het hart. In hun gevechtspak symboliseerden Castro en Guevara iets van mannelijkheid en kracht. Dit waren avonturiers op een survivaltocht waar de vader-en-zoonkampen van vandaag niet aan kunnen tippen.
Het bekende portret van Che Guevara uit 1960 is daar een sprekend voorbeeld van. Met zijn lange lokken en ongeschoren gezicht heeft de rebel een puurheid die iets losmaakt bij mensen zoals wij, die zijn gedwongen zich netjes te kleden en te scheren. Het zou me niet verbazen als deze foto over 50 jaar nog opduikt.
Nog altijd zouden veel vrouwen wensen dat hun man er zo uitziet. Het raakt een schoonheidsideaal dat heel goed blijvend kan zijn. Veel mannen zouden (heimelijk) best graag in zo’n kloffie naar hun werk gaan. Bij al deze stoerheid waren Chroesjtsjov en Mao slechts bleekneuzen.
Fidel en Che hadden hun kop mee, dat zeker. Maar ze gebrúíkten hun kop ook. Zo hadden ze hun eigen fotograaf, Alberto Korda. Dat heeft de Amerikaanse president ook, maar de Cubanen waren hun tijd ver vooruit.
Een eigen fotograaf kun je ook sturen. Het lijkt niet toevallig dat veel foto’s een beetje van onderaf zijn genomen. Dan lijk je groter – en machtiger.
Wat ook helpt is de herkenbaarheid. Zie je op een schilderij iemand met sleutels, dan weet een kenner dat het over Petrus gaat. Zo is Guevara vereenzelvigd met het sterretje op zijn baret. En Castro heeft zijn gevechtspak pas op hoge leeftijd afgelegd.
Die herkenbaarheid had ook de Oekraïense politicus Timosjenko. Jarenlang zag je haar nooit zonder blonde vlecht over haar hoofd. Sinds dit najaar draagt ze haar haar weer los – uiteraard een bewuste keus.
Eén ding moeten we bij de beelden van Castro en Che niet vergeten: op die mooie zwart-witfoto’s zien we niet het bloed aan hun handen. Want een voorbeeldig duo was het niet.