Tsjechië wemelt van de kastelen
In Tsjechië kleeft de historie aan de hellingen. Het land puilt uit van de monumenten. Steden en stadjes, kerken en kastelen. En burchten op een berg, soms als bidvertrek.
Neem Kasteel Karlštejn. Daar kun je alleen maar een poosje stil naar kijken. Karlštejn werd in de 14e eeuw gebouwd in opdracht van Karel IV (1316-1378). Tsjechië stond er dit jaar bij stil dat hij zeven eeuwen geleden werd geboren. Karel werd in 1346 koning van Duitland, in 1347 van Bohemen, in 1355 van Italië en uiteindelijk was hij keizer van heel het Heilige Roomse Rijk. Door zijn vier huwelijken –adel trouwde altijd met adel– en door die van zijn kinderen breidde hij zijn macht gestaag uit. In Praag liet hij de Karelsbrug bouwen, die zijn naam kreeg, en hij breidde de hoofdstad uit met wat nu de Nieuwe Stad wordt genoemd.
Karel IV woonde niet permanent op Karlštejn, maar kwam vaak te paard vanuit Praag naar het kasteel om er in alle rust te kunnen bidden. Het slot deed verder dienst als bewaarplaats voor de kroonjuwelen, de heilig genoemde relikwieën en de rijksschatkist.
Lenzen tegen het gewelf
In de gotische burcht lijkt de tijd te hebben stilgestaan. Al die gangen, al die kamers; de historie komt je om elke hoek tegemoet. Torens en muren hielden de vijand onverbiddelijk buiten het imposante slot.
In de Heilige Kruiskapel bevindt zich een unieke collectie van 129 gotische paneelschilderijen, met kunstige hand vervaardigd door meester Theodoric, de hofschilder van keizer Karel. En dat alles onder een verguld gewelf, bedekt met glazen lenzen die de illusie van een sterrenhemel moeten wekken. Karel betrok dan ook sterrenkundigen bij de voltooiing van zijn residentie en de decoratie van het interieur.
Om dat allemaal te gaan bekijken, moeten toeristen een steile heuvel beklimmen. Maar vervoer per historische koets kan ook; dan hijgen alleen de paarden.
Pracht en praal
Kasteel Konopiště is nog zo’n gotische vesting, net nog even ouder: daterend van het eind van de 13e eeuw. Door de eeuwen heen werd het complex geleidelijk verbouwd en uitgebreid tot het romantische kasteel dat nu tussen de bossen en meren mooi staat te zijn. Witte muren, witte torens, alles onder een warmrood dak.
In 1887 werd Konopiště gekocht door aartshertog Frans Ferdinand van Oostenrijk-Este. Hij werd in 1896 troonopvolger in het grote Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk, maar werd vooral bekend doordat zijn moorddadige dood in 1914 de Eerste Wereldoorlog inluidde, en dat terwijl hij zelf steeds naar vrede en stabiliteit had gestreefd.
Het was de tijd van monarchale pracht en praal en adellijke jachtpartijen. Daarvan spreekt het interieur. Salons en studeerkamers, groot en groots, tonen de voorbije tijden. Oostenrijk-Hongarije viel uiteen; Tsjechië is allang van monarchie tot republiek verschrompeld.
Hobby
Zeven torens, vijf poorten en twee valbruggen zorgden voor veiligheid. Hoewel Konopiště werd beschouwd als een van de sterkste kastelen in het koninkrijk Bohemen, hield het tijdens de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) het Zweedse leger niet buiten de deur. De burcht werd duchtig geplunderd.
In Frans Ferdinands tijd werd er een hypermodern onderkomen van gemaakt: toiletten met spoeling, een lift, centrale verwarming en een eigen elektrische centrale. In deze idylle leefde de aartshertog met zijn gezin, tot hij in Sarajevo viel door moordenaarshand. Hij was 50 jaar geworden.
Die aanslag verijdelde een van zijn plannen. Hij verzamelde namelijk alles waarop Sint-Joris stond afgebeeld: pijpen, munten, geweren, wapens, potten, banieren, grafstenen en schilderijen. De koning van Engeland had dezelfde hobby. Frans Ferdinand wilde hem overtreffen, en vervolgens de Britse vorst uitnodigen om te komen kijken. Maar dat is niet gebeurd.
Tsjechië is Praag en het Reuzengebergte, maar ook al dit kleurrijke moois in het buitengebied, vol variatie. Tweeduizend kastelen, burchten, forten en ruïnes. Stadjes met hun pleinen en fonteinen, kerken vol oogstrelende architectuur. En wie dat alles even moe is, kan volop de natuur in.