Rover is symbool voor strijd tegen zinloos geweld
„Hoewel het een roofzuchtig diertje is, staat het lieveheersbeestje symbool voor de strijd tegen zinloos geweld. Het ziet er leuk uit, beweegt zich rustig en komt kortom betrouwbaar over.”
Aan het woord is Vincent Kalkman, projectleider bij EIS Kenniscentrum Insecten. Deze aan Naturalis gelieerde stichting doet in samenwerking met waarneming.nl onderzoek naar de verspreiding van lieveheersbeestjes over Nederland.
Wie er weleens op heeft gelet weet dat niet alle lieveheersbeestjes rood met zwarte stippen zijn. Er zijn ook zwarte met rode stippen, gele met zwarte stippen, bruine met witte stippen enzovoort. Zelfs lieveheersbeestjes zonder stippen bestaan. Waar die stippen voor dienen is niet duidelijk, aldus Kalkman. „Wellicht spelen ze een rol bij onderlinge herkenning. In elk geval dienen de felle kleuren roofdieren af te schrikken, want lieveheersbeestjes zijn een beetje giftig. Zwarte dekschilden zijn geschikt om sneller op te warmen, dus handig voor exemplaren die op koudere plekken leven.”
Natuurwaarnemers
Hisko de Vries, initiatiefnemer van waarneming.nl, legt uit hoe de samenwerking verloopt: „Wij hebben veel natuurwaarnemers die hun bevindingen doorgeven. Vooral veel vogelaars, maar steeds meer vogelaars gaan zich in de rustige zomertijd ook op andere soortgroepen richten. Wij beheren alleen de gegevens, terwijl organisaties zoals EIS de interpretaties verzorgt.
Het lieveheersbeestjesproject loopt nu twee jaar; eerder is er een soortgelijk onderzoek gedaan naar sprinkhanen en het volgende project zal over wantsen gaan. EIS is bezig een verspreidingsatlas van de Nederlandse lieveheersbeestjes samen te stellen. Die atlas wordt komend voorjaar gratis verspreid onder iedereen die meer dan tien waarnemingen heeft bijgedragen.”
Struinen
Zo ver is het echter nog niet. Gewapend met schepnet en paraplu struint Kalkman door een van zijn favoriete gebieden: het duinbos van Meijendel bij Wassenaar. „De sluitingsdatum voor waarnemingen is 15 oktober. Dan zijn de meeste lieveheersbeestjes in winterslaap en kun je ze moeilijk vinden. Overigens zijn er afgelopen winter wel waarnemingen van verzameld. Nu zie je de aantallen ook al teruglopen, maar er zijn er nog wel wat actief.”
Kalkman slaat met het dichtmazige schepnet door de takken van bomen en struiken, en vangt wat daar uit valt in zijn ondersteboven gehouden witte paraplu. „Op deze manier vind je veel meer dan door alleen naar de grond te kijken, want veel lieveheersbeestjes zitten in de bomen, waar ze de bladluizen opeten.”
Een reden waarom Kalkman graag in dit bos komt is dat het zeldzame bosmierlieveheersbeestje er voorkomt. Deze soort heeft een boeiende ecologie. „Mieren ‘melken’ bladluizen: uit de plantensappen die ze zuigen scheiden de luizen suikerhoudend vocht af dat ze zelf niet kunnen gebruiken maar waar de mieren dol op zijn. Daarom beschermen de mieren bladluizen tegen hun vijanden de lieveheersbeestjes. Vooral de rode bosmieren, die hier veel voorkomen – daar zie je al een mierenhoop”, wijst hij. „Het bosmierlieveheersbeestje is in tegenstelling tot de andere soorten aan zijn geur echter niet als luizenvijand te herkennen, dus laten de mieren hem met rust.”
Boller schild
Als hij voor de derde keer de oogst in de paraplu uitzoekt vindt de onderzoeker tussen de dennennaalden, spinnen, hooiwagens en pissebedden een… jawel, bosmierlieveheersbeestje. Kalkman: „Hij lijkt erg veel op het algemene zevenstippelig lieveheersbeestje, maar heeft een wat boller schild, soms –zoals deze– twee extra zwarte stipjes en aan de onderkant vier in plaats van twee witte vlekjes.”
Na nog een aantal pogingen belandt een andere soort in de paraplu: een tienvleklieveheersbeestje, merkwaardig lichtbruin met witte stippen. „Dit is een van de uitkomsten van het project. Het tienvleklieveheersbeestje is een warmteminnende soort die twintig jaar geleden eigenlijk niet noordelijker voorkwam dan Zuid-Limburg. Inmiddels is hij in alle provincies volop waargenomen.”
Winnaar
De grote winnaar is echter het veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje, waarvan Kalkman buiten het bosmierengebied een pop vindt. Deze soort, die in allerlei roodoranje-zwarte kleurvariaties voorkomt, is zo’n twintig jaar geleden in Europa ingevoerd als biologische bladluizenbestrijder in kassen.
Volgens onderzoekers zou de soort waarschijnlijk niet ontsnappen, en áls hij dat al zou doen zich hier niet kunnen voortplanten. Het tegendeel bleek waar. „In 2003 werd hij voor het eerst in Nederland gemeld, en een jaar later was het al de algemeenste soort. Nog steeds staat hij ieder jaar in de top drie. Het Aziatisch lieveheersbeestje is er een goed voorbeeld van dat het gedrag van exoten moeilijk te voorspellen valt en dat, als ze zich eenmaal hebben gevestigd, ze moeilijk weg te krijgen zijn.”
Agressief
Enkele oorzaken van het succes zijn volgens de insectenkenner het feit dat het Aziatisch lieveheersbeestje, in tegenstelling tot andere soorten in Nederland, twee of drie nestjes jongen per jaar voortbrengt, en een zekere agressiviteit. „Als een larve van de Aziaat een larve van een andere soort tegenkomt eet hij die op. In België en Engeland is aangetoond dat het twee- en het tienstippelig lieveheersbeestje door de komst van de Aziaat zijn teruggedrongen; en dat gebeurt vermoedelijk ook in Nederland.”
Verdere schade lijkt hij echter niet aan te richten, en bestreden wordt hij dan ook niet; dat zou trouwens ook ondoenlijk zou zijn. Als bladluizenbestrijder is ieder lieveheersbeestje overigens een nuttig schepseltje.