Buitenland

Missy Christie put troost uit het leven van David

Ze werd in Nieuw-Zeeland geboren, maar voelt zich op en top Colom­biaanse. Want in dat land bevindt zich haar levenswerk: het lenigen van de nood van de behoeftige naaste. Gesteund vanuit haar geloof. Missy Christie: „Ik put veel troost uit het leven van David.”

mr. Richard Donk

30 September 2016 21:13Gewijzigd op 16 November 2020 07:05
Missy Christie leidt de Colombiaanse hulporganisatie Dios es Amor. beeld Sjaak Verboom
Missy Christie leidt de Colombiaanse hulporganisatie Dios es Amor. beeld Sjaak Verboom

Beleefdheidshalve –wellicht– zegt Missy Christie dat ze Nederland een mooi land vindt. Maar al snel wordt duidelijk wat ze daar voorál mee bedoelt. „Ik wilde dat ik in Colombia dezelfde warmte en vrede zou ervaren. Dat het daar even schoon en ordelijk zou zijn. Ik hoop dat die dag nog eens zal aanbreken.”

Met de ondertekening van een vredes­akkoord tussen de Colombiaanse regering en de rebellenbeweging FARC deze week zou die dag een stap dichterbij kunnen komen. Dat zou ook het werk van Christie voor de organisatie Dios es Amor –partner van Woord en Daad in Colombia– een stuk makkelijker maken.

Jarenlang moest ze onder moeilijke omstandigheden haar werk doen. Geweld was aan de orde van de dag. Door de burger­oorlog vielen dagelijks gemiddeld elf doden. Met een schrikbarend totaal van 220.000 slachtoffers tot nu toe.

Desondanks zette Christie door. Haar vader had haar op zijn sterfbed gevraagd zijn levenswerk over te nemen dat hij in Colombia was gestart. Wat begon als kleinschalige evangelisatie groeide uit tot een organisatie die hulp biedt aan volwassenen en kinderen – thuis, maar vooral op scholen.

Als u over uzelf praat, gaat het gesprek al snel over uw vader. Welke rol speelt hij nog in uw leven?

„Mijn vader is mijn grote voorbeeld. Hij liet zien wat het werkelijk inhoudt om de Heere te dienen. Hij ging in 1966 voor het eerst naar Colombia. God gaf hem een sterke betrekking op het land. Toen ik anderhalf was gingen we terug, omdat mijn vader voelde dat hij een roeping had om zijn leven in dienst van het Colombiaanse volk te stellen. Hij richtte er de eerste christelijke krant op. Aanvankelijk was hij vooral met zendingswerk bezig. Maar al snel ging hij ook met de materiële behoeften en scholing aan de slag.”

U was eigenlijk niet van plan uw vader op te volgen.

„Ik had nooit gedacht dat ik in de voet­sporen van mijn vader zou treden. Ik hielp hem wel en vond het prachtig om langs de projecten te gaan en liefde te delen. Ik was in 1990 met een Colombiaan getrouwd en wilde terug naar Nieuw-Zeeland, om daar een toekomst op te bouwen. Mijn man studeerde bovendien nog voor arts. Op een nacht, in het najaar van 1993, toen mijn vader al heel ziek was, riep hij al zijn kinderen bij zich. Voor ieder kind had hij een boodschap. Ik wil graag dat jij voortaan mijn ogen en oren bent, zei hij.”

Er verschijnen tranen in haar ogen. „Ik kon het niet begrijpen. Ik was boos dat mijn vader zo ziek was. En nog bozer toen hij stierf. Hoe kan God een man een missie en visie geven en hem vervolgens wegnemen?”

Hoe kwam u over die boosheid heen?

„In zijn preken hield mijn vader zijn gehoor keer op keer voor dat God goed is. Altijd. Ik was daar steeds weer door geraakt. Maar toen moest mijn vader sterven. Hij had nog zo veel plannen en hij deed zulk goed werk. Dan kun je dat even niet op een rijtje krijgen. Maar toch kreeg ik opnieuw te geloven dat God goed is en blijft. En dat Zijn plannen de juiste zijn. Altijd.”

En toen kon u het werk van uw vader 
voortzetten?

„Ergens had ik de overtuiging dat zijn werk niet zomaar kon eindigen. Ik heb lang met mijn moeder gepraat. Ik vertelde dat ik mijn eigen plannen had. Mijn echtgenoot hield me echter voor dat de beste plaats waar ik kon zijn de plaats is waar de Heere ons wil hebben. Toen hebben we, na veel gebed, besloten er samen de schouders onder te zetten. Het viel niet mee. Maar de Heere gaf uitkomst. Woord en Daad wilde ons helpen, op voorwaarde dat ik minimaal vijf jaar zou blijven. Inmiddels zijn we 
21 jaar verder. En het zijn de meest fantastische jaren uit mijn leven geweest. Ook daarin bleek: Gods gedachten zijn hoger dan onze gedachten.”

Waarom fantastisch?

„We zien heel direct vrucht op onze arbeid. We kunnen écht het verschil maken voor mensen. Ik ken genoeg voorbeelden van kinderen die anders in de criminaliteit of in de goot terecht zouden zijn gekomen, maar nu politieman zijn of een ander normaal beroep uitoefenen. Wij proberen iedereen het gevoel te geven dat hij of zij ertoe doet.

In de wetenschap dat wij alleen maar kunnen zaaien en dat God de vruchten moet geven. We doen ons werk met wat wij noemen een transformerende benadering. We vervullen eerst de basisbehoeften van mensen, vanuit een houding van christelijke barmhartigheid. Maar we wijzen hen er vervolgens ook nadrukkelijk op Wie God is en wil zijn. En dat zondaren met hun Schepper moeten worden verzoend. We mogen daarbij de hoop die we zelf hebben met hen delen. Evangeliseren doen we nooit op een dwingende manier. Wij proberen een voorbeeld van Gods Woord in actie te zijn.”

En dat in een omgeving waar dat niet altijd meevalt.

„Dat klopt zeker. Wij kregen begin jaren 90 de regio Cartucho toegewezen. Dat gebied werd ook wel ”de begraafplaats van de levende doden” genoemd. Het was er verschrikkelijk. Daarbij vergeleken is The Bronx in New York nog een lustoord. De mensen leefden als beesten. Totale verwording. Het was –om het oneerbiedig te zeggen– een voorportaal van de hel. De burger­oorlog eiste er een zware tol, maar ook de criminaliteit was overweldigend. Toch zijn we aan de slag gegaan. Met hulpverlening, maar vooral met onderwijs.

Scholing is ontzettend belangrijk. Zeker als dat vanuit christelijke waarden gebeurt. Het zorgt ervoor dat principes in je hart worden ingedrukt.”

Heeft dit werk u veranderd?

„Het heeft mijn karakter en geloof sterker gemaakt. Ik voel me meer afhankelijk van God. Tegelijkertijd vraagt het werk heel veel van me. Als ik moe ben, krijg ik snel migraine. Dan bid ik de bede van Psalm 121: Ik hef mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal. Daarna ga ik naar de projecten. Dat helpt de frustratie vanwege mijn lichamelijke beperkingen te overwinnen. Ik heb de voldoening van onze projecten nodig en gelukkig wil God me die geven.”

Hoe zou u uw karakter omschrijven?

Het blijft een tijdje stil. Dan, zonder aarzelen: „Gedisciplineerd en betrokken. Maar ook gevoelig en bewogen. De kunst is om een balans te vinden, zonder jezelf of anderen te beschadigen. Als je te bewogen bent, maak je mensen afhankelijk van je. Als je te hard bent, kweek je wrok.”

Wat maakt u boos?

„Over leugens kan ik me heel kwaad maken. En als mensen zich niet aan hun woord houden.”

Wat maakt u verdrietig?

Christie denkt lang na. En als vanzelf vullen haar ogen zich met tranen. „Ik huil om mijn land. Ik voel de pijn van Colombia. Het land heeft een ongelooflijk potentieel, maar er is ook sprake van verschrikkelijke haat. Er zijn te veel leugens verteld. Zo vaak, dat mensen denken dat het de waarheid is. Er moet nog zo veel gebeuren wil de situatie ooit weer normaal worden.”

Kan het vredesakkoord dat deze week werd getekend daarbij helpen?

„Laat één ding duidelijk zijn: we zijn alle­maal voor vrede. Ik geloof ook heel sterk in de kracht van vergeving. Maar het moet wel een duurzame vrede zijn, gebaseerd op rechtvaardige principes.

Wat dat betreft ben ik heel erg sceptisch. Dit akkoord is niet op de juiste voorwaarden gesloten. De FARC is nog maar een kleine rebellenbeweging. De schatting is dat ze nog maar 10.000 leden telt. Ben je dan in de positie om hoge eisen aan de regering te stellen? De grondwet wordt veranderd, FARC-leden krijgen gegarandeerde posities in de volksvertegenwoordiging. Het klopt gewoon niet.

Ik merk ook dat dit akkoord heel polariserend werkt in de Colombiaanse samen­leving. De verhoudingen zijn ongeveer fiftyfifty. Natuurlijk snakt Colombia naar vrede. Maar er is een deel dat liever terug naar oorlog gaat dan toegeven aan de huidige eisen van de opstandelingen. De grote vraag is wat er gebeurt als de bevolking zich in het referendum over de overeenkomst (zondag, RD) gaat uitspreken. Als de deal wordt verworpen, ben ik heel bang dat het geweld weer terugkeert.”

Heeft u ooit overwogen Colombia te ver­laten?

„Ja, vooral toen ik jong was, wilde ik graag vertrekken. Ik heb ook tweeënhalf jaar in de Verenigde Staten gewoond. Je moet niet vergeten dat we altijd in angst hebben geleefd. Als ik de deur van ons huis sloot, zette ik er altijd iets aan de binnenkant voor om het indringers moeilijk te maken binnen te komen.”

U ondervond die dreiging ook aan den lijve?

„Ja, verschillende keren. In 1981 drongen vier gewapende strijders ons huis binnen. Ik was toen elf jaar. Ze bonden me vast. Mijn moeder probeerde naar de buren te vluchten, maar viel. Ze raakte gewond aan haar rug en hiel en was daarna een halfjaar aan een rolstoel gebonden. Een van de aanvallers zette een pistool tegen het hoofd van mijn vader. Hij zette de tv heel hard om het geluid van schoten te smoren. Ik was heel bang, want ik besefte dat we allemaal gingen sterven. Mijn vader zei tegen ons: Doe je ogen maar dicht. We zullen spoedig in de hemel zijn.

Ik sloot mijn ogen en hoorde een klik. Ik dacht: Dat is het geluid van het pistool. Maar het was de deurbel. Mijn oudste zus kwam thuis. Ik breng vrienden mee, riep ze. Dat bracht de strijders in verwarring en ze vluchtten het huis uit. Mijn zus had geen seconde later moeten komen. God heeft ons op een wonderlijke manier gespaard. Voor mijn vader was het een nieuwe bevestiging dat God hem nodig had voor het werk in Colombia.”

De dreiging ging ook uw echtgenoot niet voorbij.

„Mijn man is diverse keren met de dood bedreigd. Wij openden eens een kliniek en een school in een heel slechte buurt. Via via hoorde ik dat men van plan was mijn echtgenoot om te brengen. We zijn niet naar huis gegaan, maar hoorden dat er zes gewapende mannen naartoe waren gekomen om ons op te zoeken.

We kregen het advies om het land te verlaten. Niemand iets vertellen en maken dat je wegkomt, was de boodschap. Dat hebben we toen serieus overwogen. We zijn uiteindelijk toch niet weggegaan, maar hebben ons wel een tijdje heel rustig gehouden. In die tijd is de broer van mijn echtgenoot vermoord.

Sinds hij in het Congres is gekozen, heeft mijn man lijfwachten. Maar ook dan blijven we altijd afhankelijk van de bescherming van de Heere.”

Welke Bijbeltekst spreekt u het meest aan?

„Ik put veel troost uit het leven van David. Vooral uit Psalm 23: de Heere is mijn Herder. Het wandelen met God is pure genade. En het geeft zo veel zekerheid, wat de omstandigheden ook mogen zijn. Te mogen weten wat een machtige en barmhartige God we hebben. Met alle uitdagingen en onze gebreken is die wetenschap het enige wat ons werk mogelijk maakt.”


Levensloop Missy Christie

Missy Christie de Acosta werd op 8 augustus 1970 geboren in Auckland, Nieuw-Zeeland. Ze was de jongste van vier kinderen. Toen ze anderhalf was, verhuisde het gezin naar Colombia, waar haar vader als zendeling aan de slag ging. Die evangelisatiepost groeide uit tot een organisatie die inmiddels tal van hulp- en scholingsprojecten in het Zuid-Amerikaanse land runt. Toen haar vader in het najaar van 1993 aan kanker overleed, nam Christie de leiding over de inmiddels sterk gegroeide organisatie Dios es Amor over. Dios es Amor is de Colombiaanse partner van Woord en Daad. Christie is getrouwd met een Colombiaanse arts.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer