Buitenland

Duizend keer opdrukken in de Ethiopische woestijn

Duizenden arrestanten belanden in Ethiopië zonder officiële aanklacht in detentiekampen. „Op het heetst van de dag moesten we zware oefeningen doen. Als je het niet volhield werd je geslagen.”

Eva de Vries
20 September 2016 17:08Gewijzigd op 16 November 2020 06:42
Gesloten winkels in het dorp Burayu, op zo’n tien kilometer van de Ethiopische hoofdstad Addis Ababa, begin deze maand. Uit protest tegen het repressieve beleid van de regering kwam het in Ethiopië deze maand tot stakingen en grootschalige protesten. beel
Gesloten winkels in het dorp Burayu, op zo’n tien kilometer van de Ethiopische hoofdstad Addis Ababa, begin deze maand. Uit protest tegen het repressieve beleid van de regering kwam het in Ethiopië deze maand tot stakingen en grootschalige protesten. beel

Na deelname aan een protest begin augustus in de hoofdstad Addis Abeba werd basisschoolleraar Negash Amanuel (35) vijftien dagen opgesloten in een detentiekamp in de woestijn.

Op die bewuste zaterdag in augustus vertrekt Amanuel naar het Meskalplein. Als hij aankomt zijn er al honderden mensen. Ze houden spandoeken omhoog met leuzen zoals ”Stop de moord op Oromo’s!” en ”Laat politieke gevangenen vrij!” Het is het zoveelste protest van Oromo’s. Ze voelen zich, evenals de Amharen, ernstig achtergesteld.

Amanuel voegt zich bij de demonstranten en schreeuwt mee: „Luister naar ons! Luister naar ons!” Hij weet dat het riskant is wat ze doen, maar de onmacht is groot en de woede niet te stuiten. Omdat de protesten „de nationale eenheid bedreigen” heeft premier Haile Mariam Desalegne een verbod op protesten aangekondigd. Hij heeft de politie opgedragen de protesten neer te slaan.

Al snel wordt de sfeer op het plein grimmig. Bewapende politieagenten omcirkelen de menigte en er ontstaat paniek. Amanuel probeert te vluchten maar wordt neergeslagen door een vijftal politieagenten. Hij raakt gewond aan zijn been en hoofd. Samen met honderden andere demonstranten wordt hij naar een sportstadium gebracht waar ze moeten wachten. Hun telefoons worden afgenomen. „Toen het donker was voerden ze ons af met tientallen bussen. Uren later bereikten we onze bestemming. Ik zag niets anders dan zand. We waren midden in de woestijn.” Op een veilige locatie in een van Addis’ rustige buitenwijken vertelt Amanuel over de meest traumatische dagen uit zijn leven.

Volgens Ethiopiëonderzoeker Fisseha Tekle van Amnesty International is Amanuel een van de tienduizenden mensen die terecht zijn gekomen in een detentiekamp. Deze kampen zijn vaak voormalig militaire trainingscentra en worden geleid door het leger, de Ethiopia National Defence Force (ENDF). Sinds november vorig jaar breiden de antiregeringsprotesten in het land zich uit en de massa’s arrestanten worden vervolgens naar deze kampen vervoerd. „Omdat er zo veel arrestaties plaatsvinden, zijn er nu vijf tot zes kampen in gebruik. Op sommige plekken zitten tussen de 5000 en de 10.000 mensen vast”, zegt Tekle. Gevangenen kunnen niet met een advocaat praten en er vinden geen rechtszaken plaats. Er is geen enkel contact met familieleden.

Vernedering

„We sliepen met 95 mannen in één kamer. Er waren geen matrassen en we moesten met z’n allen één jerrycan met water delen”, vertelt Amanuel. ’s Ochtends wordt er lesgegeven over de grondwet van Ethiopië. Zodra de zon hoog aan de hemel staat, worden de gevangenen naar buiten gedirigeerd voor fysieke oefeningen. Urenlang, op blote voeten in het woestijnzand, in de zinderende hitte.

„Ze schreeuwden „Dove!” en „Domme!” naar ons terwijl we ons opdrukten en hurkend renden, net zolang tot we erbij neer vielen. Wie niet volhield, werd tot bloedens toe geslagen.” Volgens Amanuel wilden ze hen mentaal kapotmaken en tot op het bot vernederen. Iedere dag opnieuw worden ze individueel gewelddadig ondervraagd over de protesten. Wie heeft hen gemobiliseerd? Waar is hun leider? Waarom deden ze mee? „We gaan jullie niet vermoorden”, zeiden de soldaten. „Wij zijn hier om jullie te straffen voor jullie daden, net zoals een vader zijn kind straft.”

Volgens een recent rapport van Human Rights Watch kwamen de afgelopen maanden ruim 500 mensen om tijdens de veelal vreedzame protesten, vielen er duizenden gewonden en werden er tienduizenden demonstranten gearresteerd. Amnesty voegt daaraan toe dat tijdens de betogingen in de hoofdstad begin augustus nog eens honderd mensen om het leven kwamen.

Demonstranten worden, net als journalisten en leden van de oppositie, vaak weggezet als terroristen, vertelt Tekle. Arrestaties worden op deze manier gerechtvaardigd omdat ze het nationale veiligheidsbelang zouden behartigen. Hij verwijst naar de antiterreurwet die na de verkiezingen in 2005 werd aangenomen. „De inhoud is zo vaag dat ongeveer iedereen een terrorist genoemd kan worden.” Als reactie op de protesten stelde de premier dat „oppositiegroepen uit binnen- en buitenland de stabiliteit proberen te ontwrichten.” Hij ontkende dat het geweld van de veiligheidsdiensten systematisch was.

Angstig

Op de laatste dag moeten Amanuel en zijn medegevangenen openlijk verklaren spijt te hebben van hun deelname aan de protesten. De soldaten dwingen hen een document te ondertekenen met de tekst: „Ik heb geprobeerd om de grondwet te ondermijnen.” „Ik heb getekend, ook al was ik onschuldig”, vertelt hij.

Daarna worden ze naar de bussen gebracht die hen terug naar Addis Abeba vervoeren. Na opnieuw een stevige ondervraging op een politiebureau wordt Amanuel bij zijn huis afgezet. „Vijfenvijftig mensen bleven achter in het kamp. Ik weet niet wat er met hen is gebeurd.” Sinds hij vrij is voelt Amanuel zich angstig. Hij heeft nachtmerries en denkt dat hij constant achtervolgd wordt door agenten in burger. Overdag verzamelt hij documenten voor zijn asielaanvraag. Hij wil niet dat zijn zoon opgroeit onder dit regime.

Volgens Tekle passen de detentiekampen in het plaatje van de verslechterende mensenrechtensituatie in Ethiopië. Na de verkiezingen in 2005 werd naast de antiterreurwet ook een wet aangenomen waardoor het voor maatschappelijke organisaties onmogelijk werd om hun activiteiten op het vlak van democratie en mensenrechten voort te zetten.

Intussen begint de regering de druk van de protesten te voelen. Onlangs werden hervormingen beloofd en werd toegezegd dat ze zouden luisteren naar hun politieke tegenstanders. Tekle ziet het somber in: „Ze hebben vaker dit soort beloftes gedaan, maar er verandert niets.”

Doordat de media geen vrij spel hebben in Ethiopië komt informatie uit het land slechts mondjesmaat naar buiten. Toch neemt de internationale aandacht voor de mensenrechtensituatie gestaag toe. De Verenigde Naties dringen nu aan op een onafhankelijk internationaal onderzoek, maar de regering verwerpt dit en zegt de situatie zelf te gaan onderzoeken. Tekle: „Op zich is het positief dat de regering dit onderzoek zelf wil doen, maar het zal nooit een onpartijdig en objectief beeld geven. Daarom blijven wij pleiten voor een diepgaand onderzoek door een internationale mensenrechtenorganisatie.”

„Ik breng mezelf in gevaar door dit verhaal te vertellen”, zegt Amanuel. „Maar ik wil dat de wereld weet wat er hier gebeurt.” Inmiddels is het avond geworden. Hij rolt zijn broekspijp op. In het schemerlicht zijn de littekens goed zichtbaar. „Ik zal deze ervaring altijd bij me dragen.”

Om veiligheidsredenen zijn sommige namen in dit artikel gefingeerd.

Dit is het tweede deel in een serie over de onrust in Ethiopië. Donderdag in Puntkomma deel 3.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer