Stad uit de tijd van koning David
In het Bible Lands Museum in Jeruzalem is begin deze maand een tentoonstelling geopend over Khirbet Qeiyafa. Deze plek is de afgelopen jaren bekend geworden vanwege opgravingen die laten zien dat de Judeërs in de tiende eeuw voor Christus in staat waren om versterkte steden te bouwen.
Dat brengt de theorie aan het wankelen dat koning David (997-965 voor Chr.) en koning Salomo (965-932 voor Chr.) slechts onbetekenende vorsten zijn geweest. Of helemaal niet hebben bestaan, zoals sommige archeologen beweren. De tentoonstelling ”In de vallei van David en Goliath” gaat dieper in op de vondsten bij Khirbet Qeiyafa.
De restanten van Khirbet Qeiyafa bevinden zich aan de noordzijde van de Elahvallei, in het midden van Israël. De plek is slechts te bereiken via stoffige paden die langs rotsen, struiken en bomen voeren. Vanaf de top van de heuvel zijn de ruïnes te zien van wat vroeger een stad geweest moet zijn van zo’n 2,3 hectare.
Archeoloog Sa’ar Ganor van de Israëlische Oudheidkundige Dienst ontdekte hier in 2005 gebouwen uit de ijzertijd (1200-587 voor Chr.). Dat was voldoende reden voor nader onderzoek. Hij en professor Yosef Garfinkel van het Instituut voor Archeologie van de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem voerden er samen met studenten in de jaren 2007 tot 2013 opgravingen uit. Ook een team onder leiding van professor Michael Hazel van de Southern Adventist University van Tennessee (VS) werkte hieraan mee.
Filistijnen
Khirbet Qeiyafa lag tussen twee andere steden in. Twee kilometer naar het westen bevindt zich een ”tel” (heuvel of hoogte), die de meeste wetenschappers identificeren met Azeka. Een halve kilometer naar het zuidoosten ligt Khirbet Shuwayka, waarschijnlijk het Bijbelse Socho. In 1 Samuël 17:1 staat dat de Filistijnen zich verzamelden in het kamp (Efes)-Dammim, tussen Socho en Azeka. Het woord ”efes” betekent hoek en ”dammim” betekent bloed. Garfinkel denkt dat dit het „bloedige gebied” was waar de Israëlieten en Filistijnen oorlog met elkaar voerden.
Khirbet Qeiyafa lag bij de Elahvallei of Vallei van de Eiken. Dat was de streek waar het laagland van de Filistijnen en het bergland van de Judeërs aan elkaar grensden. Twaalf kilometer verderop ligt Tel Tsafit. Daar bevinden zich de ruïnes van de Filistijnse stad Gath, waar de reus Goliath vandaan kwam.
De stad was omgeven door een zware muur van 2 tot 3 meter hoog met daarin twee grote poorten. Garfinkel meent dan ook dat het ging om de stad Saaraim, dat ”twee poorten” betekent. Volgens 1 Kronieken 4:31 lag deze in het rijksgebied van koning David. De stad is slechts dertig of veertig jaar bewoond geweest. Waarom de bewoners wegtrokken, is onbekend – mogelijk was het vanwege de voortdurende oorlogen met de Filistijnen. In latere tijden woonden er opnieuw mensen op de heuvel.
De stadspoorten waren zwaar. Het fundament bestond uit een 8 ton zware steen, die mogelijk ter plekke werd uitgehouwen. De muur zelf werd gevormd door twee delen die parallelel aan elkaar liepen. In de oudheid vulden mensen een dergelijke tussenruimte vaak op met stenen, zodat de muren extra dik en sterk werden. In Khirbet Qeiyafa bleek er echter een lege ruimte tussen beide muren te zitten. Bewoners die hun huizen tegen de muren hadden gebouwd, gebruikten die ruimte als extra kamer.
Geen varkensbotten
Khirbet Qeiyafa was hoogstwaarschijnlijk geen stad van de Filistijnen. De onderzoekers vonden namelijk geen botten van varkens en ook Filistijns aardewerk ontbrak vrijwel geheel. Varkensbeenderen en grote voorraden Filistijns aardewerk werden wel aangetroffen in andere steden zoals Gath, Ashkelon en Ashdod.
Bovendien vonden de onderzoekers in Khirbet Qeiyafa een potscherf met een inscriptie. Het bleek uiterst moeilijk om het schrift te ontcijferen, maar waarschijnlijk betreft het een variant van het proto-Hebreeuws. Het zou dus om een Joodse stad kunnen gaan.
Garfinkel liet de olijfpitten die zijn teams vonden door de universiteit van Oxford onderzoeken met de koolstofmethode. Het onderzoek toonde aan dat de pitten dateren uit 1050 tot 969 voor Christus. „Ze kunnen uit de tijd van koning David of koning Saul afkomstig zijn”, aldus Garfinkel. Het is dus aannemelijk dat de Judeërs onder Saul of David in staat waren om versterkte steden te bouwen. Het was een tijdperk van grote veranderingen die volgens de hoogleraar gepaard gingen met veel bloedvergieten. De mensen verlieten het platteland en begonnen sterke steden te bouwen. Daar waren weer vorsten voor nodig – en die raakten vervolgens met elkaar slaags.
Tempeltjes
Het Bible Lands Museum brengt met de expositie ”In de vallei van David en Goliath” Khirbet Qeiyafa en omgeving tot leven. Animatiebeelden suggereren dat het om een mooie, fraai afgewerkte stad ging. Kaarten laten zien waar de stad precies in het landschap lag.
De getoonde voorwerpen zijn afkomstig uit de ruïnes van gebouwen, poorten en woonhuizen. Bezoekers krijgen ook tempeltjes te zien van zo’n 20 of 30 centimeter hoog. Deze vondsten lijken erop te duiden dat veel inwoners een afgod in huis hadden. Het museum toont eveneens een model van een huis dat tegen de stadsmuur was gebouwd. Op de binnenplaats stond een grote steen rechtop, de zogeheten gewijde paal.
Ook laat het museum een belangrijke gedenksteen uit Tel Dan zien die het in bruikleen heeft gekregen. De inscriptie uit circa 800 voor Chr. somt de overwinningen op die een Aramese koning –waarschijnlijk Hazaël– heeft behaald op tientallen koningen. Ook de koning van Israël en diens bondgenoot, de koning van „het huis van David”, verschijnen in de rij. Het betreft de eerste vondst die buiten de Bijbel om verwijst naar koning David. De steen is belangrijk, omdat hij de Bijbelse geschiedenis bevestigt dat er een dynastie van David bestond.