Rentevrees bezorgt Wall Street slechte dag
Wall Street beleefde vrijdag de slechtste beursdag sinds eind juni. Het sentiment stond flink onder druk na uitlatingen van bestuurder Eric Rosengren van de Federal Reserve. Die zei dat de centrale bank een renteverhoging niet al te lang meer kan uitstellen.
De Dow-Jonesindex met daarin de dertig belangrijkste Amerikaanse beursfondsen stond tegen het einde van de handel 1,6 procent in de min op 18.183 punten. De bredere S&P 500 zakte 1,9 procent naar 2140 punten. De technologiegraadmeter Nasdaq ging 2 procent omlaag naar 5155 punten.
Rosengren, die deel uitmaakt van het comité dat het monetaire beleid van de Fed bepaalt, wees op het herstel van de arbeidsmarkt. Daarnaast nadert de inflatie het doel van ongeveer 2 procent dat de Fed hanteert. Bij de huidige, nog altijd zeer lage rentestand, dreigt oververhitting van de economie, waarschuwde de centrale bankier.
De Fed beslist op 21 september of de tijd al rijp is voor een volgende renteverhoging. Het was de bedoeling dat de rente na een eerste voorzichtige stap in december 2015, dit jaar geleidelijk verder zou worden verhoogd. Maar gezien de onrust op de financiële markten in de eerste jaarhelft zag de centrale bank daar tot dusver van af.
De koersen in New York gingen over een breed front omlaag. Telefoniebedrijf Verizon was de sterkste daler met een min van 3 procent. Frisdrankmaker Coca-Cola leverde 2,9 procent in, vliegtuigfabrikant Boeing en machinebouwer Caterpillar allebei 2,6 procent.
Bovenaan, maar wel met een verlies van 0,4 procent, stond de bank JPMorgan Chase. Ook voor farmaciegigant Johnson & Johnson en zorgconcern UnitedHealth bleef de schade met koersverliezen onder de 1 procent nog relatief beperkt.
Buiten de Dow was General Motors (GM) een opvallende daler. Het autoconcern verloor 4 procent nadat het bekend had gemaakt dat wereldwijd 4,3 miljoen auto’s terug moeten naar de garage wegens een softwarefout in de airbags. Zeker één fataal ongeval wordt met het mankement in verband gebracht.
De prijs van een vat Amerikaanse olie zakte 3,6 procent tot 45,93 dollar. Brentolie werd 3,9 procent goedkoper en kostte 48,05 dollar per vat. De euro werd voor 1,1225 dollar verhandeld, tegen 1,1220 dollar bij het slot van de Europese beurzen.