De GGD heeft becijferd dat 16 procent van de vrouwen en 10 procent van de mannen in Drenthe ooit slachtoffer of getuige is geweest van huiselijk geweld. Het gaat om lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld dat iemand uit de huiselijke kring pleegt ten opzichte van kind, partner, ouder of huisvriend.

Deze slachtoffers en getuigen bezoeken vaker de huisarts, specialist of psychiater en vooral de geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Van de Drenten die slachtoffer waren van huiselijk geweld, had 13 procent in de afgelopen drie maanden contact met GGZ Drenthe, tegenover 2 procent van de andere Drenten. Ook slikken zij naar verhouding veel meer antidepressiva en kalmerende middelen.

Volgens Bos is voor het eerst cijfermatig verband aangetoond tussen huiselijk geweld en de gevolgen voor de gezondheidszorg. „Zorgverzekeraars zouden alleen al vanuit dit oogpunt mee moeten investeren in een preventieve aanpak van de problematiek van huiselijk geweld”, benadrukte hij.

Momenteel wordt in Zuid-Holland en Limburg gelijksoortig onderzoek verricht, maar daarvan zijn de cijfers nog niet bekend. Andere provincies volgen later, weet Bos. De Drentse GGD’er denkt dat de verschillen in de rest van het land nog wel eens groter kunnen zijn. „Huiselijk geweld komt bij allochtonen veel meer voor dan bij autochtonen, 20 procent tegenover 13 procent, terwijl in Drenthe relatief minder allochtonen wonen.”

In het onderzoek is ook een opsplitsing gemaakt in de frequentie van huiselijk geweld. Daaruit blijkt dat van de mensen die bijna elke dag te maken hebben of hadden met huiselijk geweld, 23 procent in de afgelopen drie maanden contact had met GGZ Drenthe, tegenover 9 procent van de mensen die er minder dan één keer per maand mee te maken hebben of hadden.

Van de slachtoffers heeft 59 procent zich nooit gemeld bij de politie of bij andere instanties. De drempel voor aangifte moet dan ook worden verlaagd, vindt Bos.