Aanleiding is het feit dat in het proces tegen de Bosnisch-Servische generaal Krstic bewijs is achtergehouden dat in het voordeel van Krstic was. De rechters willen weten hoe dit heeft kunnen gebeuren.

Krstic is hiermee niet geholpen. Volgens de rechters heeft de verdediging niet aangetoond dat de generaal een nadeel heeft ondervonden van het gedrag van de aanklagers.

Volgens de verdediging hadden getuigenissen die door de aanklagers zijn achtergehouden, kunnen aantonen dat er een parallelle bevelsketen was of dat moslimmannen in handen van een speciale militaire veiligheidsdienst waren die niet onder het commando van Krstic vielen.

De Kamer van Beroep deelt deze conclusies van de verdediging niet. Toch herinneren de beroepsrechters aan het belang van de verplichting van de aanklagers om materiaal aan de verdediging te geven dat mogelijk in het voordeel van de verdachte is. Procedureregel 68, waarin dat is gereld, „is essentieel voor het voeren van eerlijke processen voor het tribunaal”, aldus het vonnis.

De beroepsrechters dragen Del Ponte op de zaak te onderzoeken en stappen te ondernemen om herhaling te voorkomen.