Keus voor twee roomse running mates VS niet toevallig
Een rooms-katholiek als running mate. Zowel Hillary Clinton als Donald Trump koos daarvoor. Vooral om de conservatieve evangelicals voor zich te winnen.
Nog maar goed vijftig jaar geleden zou dat totaal ondenkbaar zijn geweest. John F. Kennedy moest zo veel mogelijk roomse veren van zich afschudden om vertrouwen bij de kiezer te wekken. De secularisatie in de VS dreef nadien Rome en de Reformatie in elkaars armen.
„Mike Pence is het christelijke gezicht van Trumps campagne”, schreven verschillende Amerikaanse kranten toen hij half juli was gekozen als running mate van de Republikeinse presidentskandidaat. Een week later werd een geloofsgenoot van Pence, Tim Kaine, gekozen als tweede man voor de Democraten. De media in VS stelden dat Clinton met deze keus probeerde de meer conservatieve christenen in de VS (vooral evangelicals) te binden.
Met een rooms-katholiek de stem van de conservatieve protestanten werven. Dat konden mensen ruim vijftig jaar geleden zich werkelijk niet voorstellen. De historicus Arthur M. Schlesinger (1917-2007) schreef midden jaren vijftig: „Het antikatholicisme is een diep geworteld element van de Amerikaanse cultuur.”
John F. Kennedy botste in zijn strijd om de sleutel van het Witte Huis nog hard tegen dit antikatholicisme op. Hij vocht tegen het vooroordeel een marionet van de paus in Rome te zijn. Tijdens een toespraak voor een predikantenconferentie in Houston op 12 september 1960 zei hij: „Ik ben geen katholiek kandidaat voor het presidentschap. Ik ben de kandidaat van de Democraten die toevallig ook katholiek is. Als het gaat om regeringszaken spreek ik niet namens de kerk, en de kerk spreekt niet namens mij.” Kennedy beloofde de scheiding tussen kerk en staat voluit te respecteren. En hij won. Kennedy was daarmee de eerste president van de VS die behoorde tot de Rooms-Katholieke Kerk.
Te weinig uitgesproken
Moest de ene JFK als Democratische kandidaat vooral zijn best doen om niet te rooms te zijn, de andere JFK –John F. Kerry– verloor in 2004 de presidentsverkiezingen mede omdat hij op ethisch terrein te weinig uitgesproken rooms-katholiek was. „Had hij duidelijker laten merken dat hij pro life en pro family values was, dan had hij meer kans gemaakt”, zegt Clyde Wilcox, hoogleraar staatsinrichting aan de Georgetown University in Washington DC.
Wilcox constateert in zijn boek ”Onward Christian Soldiers”, een studie over de invloed van christelijk rechts op de Amerikaanse politiek, een omslag in de jaren zestig, zeventig van de vorige eeuw. „De verkiezing van Kennedy tot president sloeg een bres in het drie eeuwen oude antiroomse bolwerk dat de Amerikaanse samenleving was. Het slechten van de rest van de muren gebeurde in de jaren zeventig toen strikt rooms-katholiek en streng protestants elkaar vonden in de strijd tegen abortus en tegen de zedelijke verwording. De secularisatie –niet zozeer van de kerken maar vooral van de cultuur– was de gemeenschappelijke vijand. Daartegen sloot men een front. Daardoor werden rooms-katholieke politici acceptabel voor conservatieve evangelicals.”
Blank en protestant
Bijna drie eeuwen lang was het antikatholicisme een wezenlijk kenmerk van de Amerikaanse cultuur. Een goede Amerikaan was blank en protestant. In de eerste gekoloniseerde gebieden werd de godsdienstvrijheid verdedigd, maar rooms-katholieken waren uitgesloten. De wetgeving richtte zich tegen afgoderij, weelde en roomse superstitie zoals de eerste kolonisten –afkomstig uit Engeland– die ook waren tegengekomen in de Anglicaanse Kerk in hun oude vaderland. Alleen de staat Maryland bood een vrijhaven voor rooms-katholieken. Ook daar duurde dat echter niet lang. In 1704 kwam er in deze kolonie een wet die bescherming bood tegen „de groei van het papisme.”
Kwam het antipapisme bij de puriteinen voort uit theologische bezwaren tegen de roomse leer, bij de Founding Fathers van de Verenigde Staten en hun geestelijke zonen waren er andere, meer politiek gekleurde reserves. De grote vraag voor hen was of rooms-katholieken wel goede democraten konden zijn. In 1834 publiceerde de presbyteriaanse predikant Lyman Beecher –de vader van de schrijfster van ”De hut van oom Tom”– een krachtig protest tegen rooms-katholieke invloeden onder de titel ”A Plea for the West”. Zijn boodschap: rooms-katholieken zijn opgevoed in een hiërarchische kerk. Alles wordt daar van bovenaf geregeld. Deze mensen hebben nooit geleerd zelfstandig te denken of zelf beslissingen te nemen. Zij zijn dus een gemakkelijke prooi voor autocraten en een gevaar voor de Amerikaanse democratie. Dat gevoelen is tientallen jaren bepalend geweest voor de Amerikaanse aversie tegen volgelingen van de paus, ook bij veel niet-kerkelijken.
Forse impuls
Het antikatholicisme kreeg in de tweede helft van de 19e eeuw een forse impuls door de toestroom van honderdduizenden rooms-katholieken uit Duitsland en Ierland. Met name de laatsten zorgden voor de toenemende aversie. De Ieren waren de hongersnood vanwege de mislukte aardappeloogsten in hun vaderland ontvlucht. Zij vestigden zich in de steden aan de oostkust, waren straatarm en bleven dat soms generaties lang omdat ze niet geschoold waren. De Ieren werden gezien als de paria’s van de Amerikaanse samenleving, mede omdat ze zich naar het oordeel van veel Amerikanen ook asociaal gedroegen.
Terwijl er aan het eind van de 19e eeuw door verschillende Amerikaanse kerken en groepen een strijd werd gevoerd tegen het alcoholgebruik, openden de Ieren hun pubs waar de clandestien gestookte whisky rijkelijk vloeide. Terzijde, overigens bleken de Duitsers –al dan niet rooms-katholiek– ook niet vies van het geestrijke vocht, getuige de opening van veel Biergarten. Dat de Ieren en ook de Duitsers er veel aan deden om hun oorspronkelijke identiteit te handhaven, versterkte deze afkeer van het rooms-katholicisme.
Ook de rooms kerk zelf voedde het antiroomse sentiment. De angst dat de VS in de pauselijke greep zouden komen werd versterkt doordat Rome vooral buitenlanders tot bisschop benoemde. Bovendien lieten de pausen meer dan eens merken dat ze het culturele klimaat in de Verenigde Staten te modern vonden. Het individualisme, het continue streven naar vooruitgang (of beter: moderniteit) en de scheiding van kerk en staat waren voor paus Leo XIII in 1895 aanleiding om de encycliek ”Longinqua Oceani” uit te geven waarin het amerikanisme werd veroordeeld.
Ku Klux Klan
Het antikatholieke sentiment leidde in de 19e en aan het begin van de 20e eeuw zelfs tot gewelddadigheden, waarbij het gevreesde geheime genootschap Ku Klux Klan een voorname rol speelde. Roomse kerken, bijvoorbeeld in Philadelphia, werden in brand gestoken. In San Francisco werden rooms-katholieke Ieren vanwege hun geloof gelyncht. Er kwam in het Congres zelfs een antiroomse partij, de Native America Party, met op haar hoogtepunt 75 afgevaardigden.
Tegen die achtergrond was eigenlijk onverklaarbaar dat de Democratische Partij in 1928 een rooms-katholiek, Al Smith, nomineerde als presidentskandidaat. Daardoor keerden orthodoxe protestanten zich van die partij af, terwijl velen tot dan toe juist de Democraten hadden gesteund. Er werden redevoeringen gehouden en pamfletten uitgegeven met veelzeggende titels als ”Al Smith en de machten van de hel” en ”Satan en Smith” of ”De antichrist in Washington”.
Pas na de Tweede Wereldoorlog veranderde dit, mede doordat rooms-katholiek en protestant elkaar als kameraden hadden leren kennen in de strijd tegen Duitsland en Japan. Ook de steun die rooms-katholieken in de jaren vijftig gaven aan de strijd tegen het communisme was een pre.
De verkiezing van Kennedy in 1960 was een kantelpunt. In de aanloop naar zijn verkiezing probeerden baptisten, evangelicals en fundamentalisten nog een spaak in het wiel te steken. Zij belegden in augustus 1960 in New York een vergadering om een front te vormen. Het baatte hun niets. Kennedy werd gekozen en werd populair, niet het minst door zijn ferme houding in de Cubacrisis en –postuum– door zijn gewelddadige dood. „Mensen die niets van een roomse president moesten hebben, huilden bij zijn sterven en waardeerden hem. Ook evangelicals”, zegt Wilcox.
Prolifestandpunt
Toch duurde het nog bijna vijftien jaar voordat er echt een omslag kwam. De katalysator voor de toenadering was de uitspraak in 1973 van het hooggerechtshof waarin de meeste antiabortusregels in de VS strijdig met de grondwet werden verklaard. Die beslissing leidde ertoe dat groepen conservatieve evangelicals zich gingen mobiliseren. Met name Robert Holbrook, een jonge predikant van de First Baptist Church in Hallettsville (Texas), spande zich ervoor in dat de Zuidelijke Baptisten een duidelijk prolifestandpunt zouden innemen.
Toen de conventie traag reageerde en twee jaar later ook nog talmde, nam de belangstelling bij Holbrook en zijn organisatie Baptists for Life voor Rome toe. Grote groepen volgelingen van de paus waren net als Holbrook en de zijnen al een aantal jaren bezorgd over de morele verwording van de Amerikaanse samenleving zoals die zich vanaf de roerige jaren zestig manifesteerde. Holbrook, die aanvankelijk sterk antirooms was, accepteerde geld van sponsors die het rooms-katholicisme overtuigd aanhingen.
Groeiende genegenheid
Mede onder invloed van de boeken en films van Francis Schaeffer groeide bij conservatieve evangelicals het besef dat een gezamenlijk front tegen het libertinisme noodzakelijk was. De baptistenpredikant en leidsman van Religious Right Jerry Falwell sr. schreef in 1981: „Onze strijd tegen abortus en onze toewijding aan de familiewaarden heeft ons, evangelicals en rooms-katholieken ondanks verschillende theologische opvattingen verenigd in het gevecht met de moderne tijdgeest.”
Hoewel zijn beweging in de jaren tachtig en negentig werd gedomineerd door protestantse evangelicals, groeide de genegenheid voor de rooms-katholieken tijdens de regeringen van Reagan, vader en zoon Bush en „zeker ook tijdens het presidentschap van Clinton, dat sterk bepaald werd door progressieve opvattingen. Theologische verschillen verdwenen naar de achtergrond. Men besefte elkaar nodig te hebben om het conservatieve gedachtegoed veilig te stellen”, zegt Wilcox.
Elkaar opzoeken
Zijn de grenzen zo goed als verdwenen? De befaamde Amerikaanse kerkhistoricus Mark A. Noll meent van wel. In het boek ”Is the Reformation over?”, dat hij samen met journalist Carolyn Nystrom schreef, komt hij tot de conclusie dat de gemeenschappelijke strijd tegen het seculiere denken ook heeft geleid tot meer begrip voor elkaars theologische standpunt. „Er komt meer nadruk te liggen op hetgeen bindt dan hetgeen verschilt. Dat kan ook bijna niet anders in het klimaat waar een straffe seculiere, soms bijna atheïstische wind waait. Evangelicals en rooms-katholieken zoeken elkaar op en steunen elkaar.” Wie dat op zich laat inwerken, kan de keus voor Pence en Kaine als stemmentrekkers bij conservatieve evangelicals begrijpen.
Tegelijk zijn er Amerikanen die wijzen op het gevaar. De gereformeerde theologen Carl Trueman en Richard Sproul zijn beducht voor deze toenadering. Zij wijzen op de grote kloof die er nog altijd bestaat tussen Rome en de Reformatie. „Ook al zijn we het bij ethische vragen vaak eens met elkaar, althans als het gaat om het antwoord, dan nog is de kloof op theologisch gebied nog even groot als vroeger”, schrijft Sproul.