Leed van mensen in krachtig zwart en wit
”Käthe Kollwitz. Getekend leven” in Museum Belvédère in Oranjewoud is een indringende expositie met grafisch werk en bronzen sculpturen van een sociaal betrokken kunstenares. Ze verwierf grote bekendheid met haar aangrijpende weergave van menselijk leed door armoede, strijd en honger.
De tentoonstelling is het resultaat van een nauwe samenwerking tussen Museum Belvédère en het Käthe Kollwitz Museum in Keulen. Je zou het als een vervolg kunnen zien op de expositie enkele jaren geleden van Paula Modersohn-Becker, een andere belangrijke vrouwelijke kunstenaar uit de Duitse kunstgeschiedenis. Ook Kollwitz (1867-1945) was eigenzinnig en ontwikkelde een zeer persoonlijke tekenstijl die onmiddellijk te herkennen is. Haar werk geeft tevens een beeld van de socialistische strijd om meer rechten en betere leefomstandigheden voor de arbeiders. De arbeidende klasse, het proletariaat dat zichtbaar leed, had Kollwitz’ warme belangstelling.
Bij deze tentoonstelling is haar grafische werk met het thema van de weeklagende moeder, die het lichaam van haar levenloze kind tegen zich aandrukt, overweldigend aanwezig. Het is bizar om te constateren dat zij dit werk maakte voordat zij haar jongste zoon verloor aan het front, in de begindagen van de Eerste Wereldoorlog. In de expositieruimte zijn verscheidene ”moeder met kind”-prenten te bewonderen. De meeste zijn naturalistisch en met een trefzekere tekenhand gemaakt.
Een zeer aangrijpende grote ets is ”Vrouw met dood kind” uit 1903, waarbij de moeder het dode kind bijna lijkt te verzwelgen en zich als een dier over het lichaam ontfermt. Precies honderd jaar geleden werd het voor het eerst museaal tentoongesteld in het Stedelijk Museum in Amsterdam. De reacties op het werk logen er niet om; het werd indringend gevonden en was technisch gezien, perfect maar de expressie stond ver af van esthetiek. De lijfelijke gruwelijkheid zat dat in de weg.
Geen behagende schoonheid
Dat is wat in het algemeen over haar werk gezegd kan worden. Käthe Kollwitz was ook niet naar behagende schoonheid op zoek. Ze wendde haar uitzonderlijke talent aan om de aard van het lijden en de strijd van de mensen te onderzoeken en zichtbaar te maken. In haar thematiek greep de kunstenares terug op ellende, oorlogen en opstanden die in haar eigen tijd en in het verleden plaatsvonden. Zoals de Boerenoorlog in de jaren twintig van de zestiende eeuw, ten tijde van de Reformatie. Of de weversopstand uit 1844, waarover zij een aangrijpend toneelstuk had gezien dat geschreven was door Gerhart Hauptmann. Daarnaast gebruikte zij literaire werken van Emile Zola en Charles Dickens waarin de levensloop van de armen en verworpenen in de maatschappij uitgebreid werd beschreven.
De hele tentoonstelling laat mensen zien in moeilijke omstandigheden en roept daarmee een zeer beklemmende sfeer op. Ook nu nog blijken de werken van Kollwitz te raken. Al tijdens de opbouw wist de expositie volgens het museum bezoekers tot tranen toe te raken. En ook vandaag de dag komt veel van het werk van Kollwitz nog wonderlijk actueel over. De lijdende en strijdende mensen zien we nu terug in de dagelijkse berichtgeving over geweld, honger en ellende elders in de wereld. Het verdriet en de onmacht zien we terug in de vluchtelingenstroom die uit het Midden-Oosten en andere gebieden naar ons toe komt. Het houdt ons een spiegel voor; hoe is het om te behoren tot de vertrapten?
Grafische technieken
In de tijd van Käthe Kollwitz was er nog geen sprake van een vluchtelingencrisis zoals wij die kennen, maar werd men zich wel bewust van de kwetsbare mens die hard door het maatschappelijk systeem wordt getroffen. Tijdens het uitwerken van haar thematiek experimenteerde Kollwitz opvallend veel met de grafische technieken. Daarom vormen de series die zij maakte, vaak over jaren uitgespreid, geen technische eenheid. Lithografie, allerlei etstechnieken en de droge naald techniek werden afgewisseld en aangewend om tot een sprekend beeld te komen, maar bevorderden ook haar artistieke ontwikkeling. In zes jaar tijd rondde zij haar serie ”De opstand van de wevers” af, die in 1898 tentoongesteld werd op de Grosse Berliner Kunstausstellung. Deze expositie trok onmiddellijk de aandacht, al was het maar omdat Kollwitz op keizerlijk bevel een eerste prijs werd ontzegd. Het uitbeelden van verzetsdaden van het proletariaat werd als bedreiging van de heersende orde en de monarchie gezien.
Het lijden van de arbeidende klasse werd door Käthe Kollwitz als een rode draad in de geschiedenis uitgelicht en met veel inlevingsvermogen door haar uitgebeeld. Daarbij bleef zij haar eigen idee waaraan een goed kunstwerk moest voldoen trouw; technische vaardigheid en anatomische kennis dienden aan het werk af te zien zijn. Voor het expressionisme en andere modernistische stromingen die zich tijdens haar leven ontwikkelden en haar in vernieuwingszin voorbijstreefden, had zij maar weinig positieve woorden over. Zij vond het „getalenteerd geklodder.” Toch voelde zij ongetwijfeld ook de vitale krachten in deze kunstontwikkelingen. De houtsnede ”Kinderen sterven” uit 1924 toont een directe link met het werk van de Noorse kunstenaar en tijdgenoot Edvard Munch.
Betrokkenheid
Het werk dwingt een zekere betrokkenheid af. De mensen staan, zeker in haar latere werk, als een geïsoleerde maar krachtige vorm op het wit van het papier. De houding is zorgelijk en vaak noodlijdend, waardoor er iets in de kijker wordt geprikkeld om hulp te bieden of op zijn minst medelijden te voelen. Dat wordt nog eens versterkt door Kollwitz’ zelfportretten. Ze kijkt de beschouwer observerend en verwijtend aan, soms met een melancholieke, maar vaak met een vorsende blik. De sterke, iets uitvergrote handen ondersteunen regelmatig haar hoofd, dat zwaar lijkt van alle ellende op de wereld.
Wat naast de indringende thematiek opvalt, zijn de fijnzinnigheid en de concentratie die ze bij veel van haar prenten, en vooral haar zelfportretten, aan de dag legt. Iedere lijn is met veel liefde getekend, de vorm wordt als het ware afgetast en uit het wit van het papier of het zwart van de grafische inkt naar voren getrokken. De vormen zijn plastisch, waarbij de expressieve kwaliteit van contrasten door het gebruik van licht en donker optimaal wordt benut.
Het kan niet anders dan dat zij het grafische werk van Goya en Rembrandt kende en bestudeerd heeft. Het is bekend dat zij bewondering had voor Rubens en het atelier van Rodin tweemaal bezocht. Ook was de symbolistische graficus Max Klinger voor haar van grote betekenis in het effectief vormgeven van menselijk drama. In Kollwitz’ eigen composities is er sprake van een grote natuurlijkheid, lijfelijkheid en dynamiek. In haar latere werk komt zij tot een steeds grotere eenvoud.