Thaise oppositie ontkent aandeel in aanslagen
De Thaise partij die door de regerende junta aan de kant is gezet ontkent de hand te hebben gehad in de bomaanslagen van afgelopen week. Die verdenking klonk sinds de aanslagen, die vier levens eisten en onder meer vier Nederlandse toeristen verwondden, steeds luider, onder meer doordat een politiecommissaris daarop vrijdag zinspeelde. De Puea Thai-partij spreekt van „laster en smaad”.
De politie liet vrijdag weten dat zij de daders niet zoekt bij een internationale terreurgroep of de radicaalislamitische rebellen die in Zuid-Thailand tegen de regering vechten. Zij sprak van „lokale saboteurs”, maar lichtte niet toe wie zij daarmee bedoelde. De beweegreden van de daders is volgens de politie wel duidelijk: ze zouden uit zijn op chaos en onrust.
Meer en meer wijzen de beschuldigende vingers daarom naar de zogenoemde roodhemden van de Puea Thai-partij, de medestanders van oud-premier Thaksin Shinawatra, die door de junta zijn uitgerangeerd. De militaire regering kreeg zondag de zegen van de Thaise kiezers voor de nieuwe grondwet die zij hun had voorgelegd. Politiechef Chakthip Chaijinda legde vrijdag uitdrukkelijk „een verband tussen de aanslagen en de politieke ontwikkelingen” en verwees daarbij naar het referendum van zondag.
Omdat de gebruikte explosieven en werkwijze doen denken aan eerdere bomaanslagen door de radicaalislamitische rebellen die in Zuid-Thailand voor zelfbestuur vechten, gelden ook zij als verdachte. Deze separatisten opereren echter doorgaans alleen in het uiterste zuiden van Thailand.