Terpaarde als bemesting
In totaal kent Friesland een kleine duizend terpen. Een van de bekendste is die van Hegebeintum, met zijn 9 meter de hoogste en grootste terp van Nederland. In het vlakke, uitgestrekte landschap van Noord-Friesland is de heuvel, met daarop een kerk, vanuit de wijde omtrek te zien.
Jaarlijks trekken duizenden toeristen de terp op. Een deel van hen reist onder leiding van een gids door het Friese landschap om de cultuur van het noorden te ontdekken. Luc Schreurs is gids bij een Belgische touroperator en begeleidt een club van ongeveer veertig toeristen tijdens een ”culturele groepsreis” door het Friese land. „We logeren in een hotel in Sneek en vandaag doen we Noord-Friesland aan. Na dit bezoek gaan we nog naar Dokkum en het vissersdorp Paesens-Moddergat.”
De groep bestaat voornamelijk uit senioren. Schreurs: „De groepen verschillen steeds van samenstelling. Er gaan ook wel gezinnen met kinderen mee, maar dat gebeurt niet vaak.” Een van de toeristen legt uit dat hij het interessant vindt om te weten te komen hoe men vroeger leefde. „Op deze manier komt een land voor mij nog meer tot leven. Ik ben trouwens weleens eerder in Friesland geweest, maar dat was om op snoekbaarzen te vissen.”
Bescherming
Siep Boonstra, werkzaam als vrijwilliger bij het Bezoekerscentrum Terp Hegebeintum, neemt hier de leiding van Schreurs over. Hij begeleidt de groep de terp op. „Een heuvel, die door mensen is gemaakt om bescherming te bieden tegen het opkomende zeewater. De terpen werden regelmatig opgehoogd met klei, mest en huishoudelijk afval.” Omstreeks het jaar 1000 werd begonnen met het aanleggen van zeedijken en verloren de terpen hun betekenis als bescherming tegen en vluchtplaats voor het opkomende water. De meeste terpen zijn in hun volle omvang blijven liggen tot het midden van de 19e eeuw, maar werden daarna grotendeels afgegraven. Boonstra: „De terpaarde bleek erg vruchtbaar en werd gebruikt voor de bemesting van het omliggende land. Aan het afgraven van de terpen viel goed geld te verdienen. Er is bij deze terp zelfs een klein spoorlijntje aangelegd. Via dit traject kon de terpaarde naar kleine vrachtschepen in het haventje aan de andere kant van de terp worden gebracht. Door het vele afgraven van de grond is uiteindelijk slechts een klein deel van de terp in stand gebleven.”
Boven op de terp staat een kerkgebouw, dat eigendom is van de Stichting Alde Fryske Tsjerken. Het dateert uit de twaalfde eeuw en is daarmee een van de oudste kerken in Friesland. De datering is vastgesteld aan de hand van de gebruikte bouwstenen. „Voor een deel is gebruikgemaakt van tufstenen afkomstig uit het Eifelgebergte.”
Boonstra waarschuwt het gezelschap bij het binnengaan van de kerk om het hoofd niet te stoten. Dat zal bij deze groep Belgen wel meevallen. Zij zijn niet zo lang. Binnen in de kerk is verrassend veel te zien. Een statige, handgesneden houten preekstoel met een zandloper, een zeventiende-eeuwse herenbank, grafstenen, kerkbanken en een collectie rouwborden. Vlak bij de terp is de zogenaamde Harsta State gelegen. De bewoners van deze state hebben hun stempel op het interieur van de kerk gedrukt. Boonstra wijst erop dat de kerk oorspronkelijk een rooms-katholiek godsgebouw was – het dateert immers al van ver voor de Reformatie. „Rechts naast de preekstoel vind je nog overblijfselen van fresco’s.”
Traditie
Daarnaast is er in de kerk ook een ”piscina”, een ondiep bekken dat werd gebruikt om met water de handen en het liturgisch vaatwerk te wassen. „Het water loopt uiteindelijk naar buiten toe weg en komt op het kerkhof terecht. Daar komt de uitdrukking ”Gods water over Gods akker laten lopen” vandaan.” Boonstra: „Je hebt hier ook enkele graven in de kerk, maar het was alleen voor de rijken weggelegd om daar begraven te worden. De overleden armen kreeg een plek buiten.”
Boonstra brengt langere tijd door bij de collectie van zestien rouwborden. „Deze borden zijn voor veel mensen de aanleiding om de kerk te bezoeken, omdat zo’n uitgebreide collectie uniek is.” Rouwborden zijn bedoeld om de herinnering aan overledenen in stand te houden. Het is een traditie die bij de adel vanaf 1689 terug te vinden is. De borden verschillen veel van elkaar. Het ene exemplaar is eenvoudig, het andere juist rijkelijk verguld en met symbolen versierd.
Ten slotte wijst Boonstra op de scheuren in de muur, die veroorzaakt zijn doordat de kerk verzakt is. Dat heeft niets met gasboringen te maken, wel met het afgraven van de terp. Eerder dit jaar en in 2015 zijn kerk en toren gestut.
Onder aan de terp is een bezoekerscentrum met een ”archeologisch steunpunt”, waar de positieve kant van het afgraven van de terp is terug te vinden. Een groot aantal voorwerpen die werden aangetroffen bij het afgraven, is hier tentoongesteld. De mooiste vondst is een mantelspeld uit de zevende eeuw. Voer voor fijnproevers. De meeste Belgische toeristen hebben een andere smaak. Zij lopen de speld voorbij op weg naar de koffie met een Frysk dúmke.