Bemoediging voor de eenverdiener
Eenverdieners moeten zich door de regering niet van de wijs laten brengen, betoogt A. den Ouden. Krappe financiën kunnen ook een zegen zijn.

Regelmatig lezen we in de krant over de fiscale discriminatie van eenverdieners. Een eenverdiener moet veel meer belasting betalen dan tweeverdieners met hetzelfde gezamenlijke inkomen. Dit als een uitwerking van wat in de hoofdlijnenbrief uit 2011 over het emancipatiebeleid van de regering te lezen staat, dat „Nederland van een anderhalf- naar een tweeverdienersamenleving moet overstappen.” Let op het woordje ”moet”.
Met name de Kamerfractie van de SGP heeft zich in dit thema vastgebeten, waarvoor dank. Het kabinet is niet van zins een andere koers te gaan varen. Ik vertrouw dat de SGP zich op dit thema blijft profileren. Het morele onrecht dat hier van afdruipt, staat mijns inziens niet ter discussie.
Maar daarover wil ik het verder niet hebben. Elke keer als ik over deze kwestie lees, strijden twee gevoelens in mij om voorrang. Die wil ik beide benoemen, als oproep en als bemoediging voor alle eenverdieners.
Geuzengevoel
Er bruist een soort geuzengevoel in mij op, van: Laat ze maar plukken. We zullen hun laten zien dat we niet door financiële druk van koers veranderen. En als het toch wat krap wordt? Bij kringloopwinkels hebben ze best aardig spul, dat nog goed te gebruiken is. Hergebruik is nog duurzaam ook. En als de vaatwasmachine ermee uitscheidt, dan gaan we weer gewoon met de hand vaatwassen. En als de wasdroger het begeeft... Mijn bloed wordt karnemelk, en ik voel een tinteling in me in de geest van Da Costa: „Met al hun schone woorden, met al hun stout geschreeuw, zij zullen ons niet hebben, de goden dezer eeuw”.
Als ik er in deze geest met bekenden over spreek, word ik er weleens op gewezen dat ik niet al te stoer moet spreken. Er zijn echt schrijnende situaties. Als onderwijzer met een riant inkomen moet ik geen te grote broek aantrekken. Als ik hoor spreken over een gezinsinkomen van 1400 euro, dan is het duidelijk dat het niet krapjes wordt, maar zeer nijpend. Toch wil ik de oproep doen: houd koers!
Bij het genoemde geuzengevoel hoort ook de volgende overweging, die mij zelfs een triomfantelijk gevoel geeft. Met deze fiscale discriminatie schiet de regering zich namelijk in haar eigen voet. De fiscale discriminatie is bedoeld om de emancipatie van de vrouw af te dwingen. Juist in de ouderwetse gezinnen waar de man als kostwinner gezien wordt, wordt het gezinsbudget sterk beperkt. Daardoor kunnen misschien niet alle kinderen meer verder leren. Dan krijgen de jongens voorrang, omdat zij straks de kost moeten verdienen. Terwijl de meisjes –als zij in Gods voorzienigheid een gezin mogen stichten en kinderen ontvangen– het hoogste vrouwelijke ambt, namelijk dat van huisvrouw of moeder, zullen gaan vervullen, om daarin zalig te zijn. Zo bijt de regering in haar eigen staart, en onze meisjes gaan er met de zegen vandoor.
Verborgen zegeningen
Zo kom ik op het andere gevoel. Daarmee wil ik alle gezinnen die het krap hebben een hart onder de riem steken. Zie niet op wat voor ogen is. Laat de moed niet zakken. Want het zou kunnen zijn dat er verborgen zegeningen liggen in wat als een beproeving tot ons schijnt te komen. Ik noem er enkele.
We zijn nu genoodzaakt om sober te leven, wat we van nature –onze christelijkheid ten spijt– niet doen, hoewel de Schrift duidelijk matigheid predikt.
Waar het besteedbare inkomen beperkt is en waar men moeite moet doen om rond te komen, zijn kinderen natuurlijkerwijze meer genegen om de schouders onder het gezin te zetten. Dat is winst. Jong geleerd is oud gedaan.
Voor cadeaus voor verjaardagen schiet minder over. Dat is ook al winst. Want verwennen is een slecht ding.
Misschien kunnen kinderen niet meer studeren, ook al hebben ze grote gaven ontvangen. Dit laatste zou als minpunt beschouwd kunnen worden, ware het niet dat hierdoor de wil gestaald kan worden om zich veel moeite en grote offers te getroosten om idealen toch te verwerkelijken. Dus ook al winst. (De ‘luxe-leerders’ vallen af, maar dat is geen verlies voor de maatschappij, en voor henzelf ook niet.)
Om niet meer te noemen: het daadwerkelijk dragen van elkanders lasten zou hierdoor een impuls kunnen ontvangen, met alle zegeningen die daaraan vastzitten.
Grootste zegen
Bij dit alles blijft staan dat een zeer beperkte financiële armslag echt zwaar op een gezin kan drukken. Het volgende verhaal strekke ons dan ten voorbeeld.
In vroeger eeuw leefde in Italië een bisschop die in zorgelijke omstandigheden steeds vrolijk leefde. Gevraagd hoe hij onder alles zijn opgeruimde stemming zo wist te bewaren, gaf hij ten antwoord: „Dat ligt aan het gebruik van mijn ogen. Ik zie naar boven, en vind daar mijn tehuis. Ik zie naar beneden, en bedenk hoe weinig ruimte mijn graf zal beslaan. Ik zie om mij heen, en ontdek veel ellende die mij bespaard bleef. Ik zie naar binnen, en erken dat de gunst mijns Gods onverdiend is, en dat iedere gave die ik ontvang verbeurd is.”
Als wij onze ogen zo mochten leren gebruiken, dan zou dat de grootste zegen zijn. Dat geve ons God.
De auteur is onderwijzer en oud-SGP-raadslid in Staphorst.