Schietpartij als München niet te voorkomen
Signalen over dodelijke schietpartijen als in München zijn soms vooraf te traceren. Voorkomen van bloedbaden is echter onmogelijk, stelt prof. Hjalmar van Marle. Hulpverleners moeten potentiële daders daarom actief aan de tand voelen. „Zonder taboe.”
Vrijdagavond. Een 18-jarige Duitse jongen van Iraanse afkomst schiet in koelen bloede acht jongeren dood in een winkelcentrum in München. Vervolgens slaat hij de hand aan zichzelf. De schutter heeft zijn daad een jaar lang zorgvuldig voorbereid.
„Bij de schietpartij speelt niet één facet een rol, maar een combinatie van factoren”, aldus prof. Van Marle vanaf zijn vakantieadres in Zuid-Frankrijk: een instabiele jongere uit een andere cultuur, bekend bij de geestelijke gezondheidszorg, met een identiteitsprobleem uit een kansarm milieu die kopieergedrag vertoont van eerdere bloedige schietpartijen. Van Marle verwierf internationaal faam als behandelaar van gestoorde criminelen en seksuele psychopaten.
Wat valt u op aan de schietpartij?
„De schietpartij doet mij sterk denken aan die in Alphen aan den Rijn. München staat niet zover bij ons vandaan. De ingrediënten die ten grondslag liggen aan deze schietpartij komen ook in onze samenleving voor. Veel jongeren op die leeftijd zijn boos.
De schutter in München heeft zijn daad een jaar lang voorbereid. Bovendien zou hij leeftijdsgenoten naar een McDonald’s hebben gelokt. Dat komt allemaal heel berekenend over. De jongen heeft minstens een jaar lang problemen met zichzelf en met zijn omgeving gehad.
Zo’n gebeurtenis begint altijd met fantasie. Iemand heeft een droom die hij wil uitvoeren. Zijn uiteindelijke daad is de fantasie van zijn leven geweest. Dit was zijn triomf.”
Waarom komt iemand tot zo’n gruwelijke daad?
„Bij zo’n daad speelt wraak altijd een rol. Daarbij komt een persoonlijke motivatie om anderen terug te pakken. Iemand mist bijvoorbeeld een eigen identiteit, voelt zich minderwaardig of ziek.”
München vindt plaats precies vijf jaar na het bloedbad van Anders Breivik in Noorwegen. Toeval?
„Nee. We zien hier duidelijk kopieergedrag. Dit soort mensen volgt z’n eigen voorbeelden. Je ziet vaak dat ze een historische datum uitkiezen voor hun daad. Meestal zit er een plan, een systeem achter.”
Kan een samenleving dit soort schietpartijen voorkomen?
„Nee. We kunnen het een beetje proberen, maar voorkomen kunnen we het niet. We zullen hier mee moeten leven.”
Dat is een angstige conclusie.
„Klopt. We leven ook niet in een plezierige samenleving.”
Zijn signalen van dreigend onheil van daders te onderkennen?
„Nee, soms worden signalen verborgen gehouden. Hulpverleners moeten daarom het gesprek aangaan met mensen die een potentieel risico vormen. Zo’n 15 tot 20 procent van de daders van dodelijke schietpartijen is bekend bij de geestelijke gezondheidszorg.
In mijn forensische praktijk vraag ik cliënten actief of ze zich gediscrimineerd voelen of kansarm zijn. Soms is dat vragen naar de bekende weg. Ik wacht echter niet meer af, ik stel de vraag uit mezelf aan de orde: Ben je soms wat van plan? Artsen, hulpverleners, gevangenbewaarders zullen daar meer werk van moeten maken. Het onderwerp mag geen taboe zijn. De maatschappij mag van ons verwachten dat we hier aandacht aan besteden.
Het vervelende is echter dat je nooit weet of je daarmee een incident hebt voorkomen. Toch verbeeld ik mij nuttig werk te doen.”
Er zijn echter ook ”lone wolves” die niet bekend zijn in de zorg.
„Inderdaad, ze heten niet voor niets lone wolves. Daar hebben we geen zicht op. Ook is München niet opgezet door IS, jongeren zijn wel gevoelig voor hun videoboodschappen. IS zet eenlingen aan tot terreur. Ik zie daarin een duidelijke relatie. Jongeren zijn op zoek naar wie ze zijn. Ineens krijgen ze van IS een identiteit aangereikt: Word een lone wolve, word ”de man van München”. Om daardoor aangesproken te worden, hoef je geen moslim te zijn. IS kent ook veel pseudogelovigen.”