Stijging loonkosten kleinst sinds 1996
De stijging van de loonkosten in Nederland is in bijna twintig jaar niet zo klein geweest als in 2015. Dat komt vooral doordat werkgevers minder pensioenpremie afdroegen, maar ook doordat relatief veel goedkoop personeel aan de slag is gegaan, meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) maandag.
De loonkosten per gewerkt uur stegen vorig jaar met 0,6 procent. Dat is de geringste toename sinds 1996. In sommige bedrijfstakken zijn de loonkosten zelfs gedaald. Dat geldt met name voor de financiële dienstverlening, maar ook voor de zakelijke dienstverlening, de bouw en de horeca. In de informatie en communicatie stegen de loonkosten het sterkst, met
2,9 procent.
De loonkostenstijging wordt mede in toom gehouden doordat vrij veel nieuwe werknemers zijn aangenomen van wie de loonkosten relatief laag zijn. Leeftijd en opleidingsniveau spelen daarbij een rol. Gecorrigeerd voor veranderingen in het personeelsbestand valt de toename namelijk hoger uit: 0,7 procent. Bij een vergrijzend werknemersbestand zou dat omgekeerd zijn.
Het is volgens het CBS voor het eerst dat veranderingen in de populatie van werkenden de ontwikkeling van de loonkosten drukken. In de crisisjaren 2009 en 2010 droeg vergrijzing juist in hoge mate bij aan de loonkostenstijging, omdat toen betrekkelijk weinig nieuwe werknemers werden aangenomen. Ook in 2012 en 2013 was dat het geval.
De totale loonkosten voor werkgevers bedroegen vorig jaar ruim 330 miljard euro. Brutolonen, inclusief overwerk, bijzonder beloningen en bonussen, waren goed voor 79 procent van dat bedrag. Daarbovenop komen onder meer de werkgeverspremies voor pensioen, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en zorgverzekeringen. De gemiddelde loonkosten per gewerkt uur bedroegen ruim 33 euro.
Vakbond FNV vindt de cijfers zorgwekkend en zegt dat werkgevers elkaar opjagen om de loonkosten laag te houden. Volgens de FNV proberen werkgevers de cao te ontwijken via uitzendwerk, inzet van flexkrachten en zelfstandigen. „Door hun werknemers niets te gunnen, ondergraven de werkgevers de koopkracht en daarmee het economisch herstel”, zegt vicevoorzitter Ruud Kuin.
Ook de reformatorische vakorganisatie RMU wijst op de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Bovendien zijn er steeds minder werknemers lid van een vakorganistie. „Daardoor slagen ze er niet meer in om hun deel van de nationale koek te verdedigen. Bedrijfswinsten van vooral de grote internationale bedrijven nemen daar een steeds grotere hap uit”, aldus Chris Baggerman, coördinator arbeidsvoorwaardenbeleid bij de RMU.