Buitenland

Coup bracht niet altijd verbetering

Turkije kent een lange geschiedenis van militaire staatsgrepen. De inmenging van het leger in de politiek bracht echter niet altijd verbetering.

mr. Richard Donk

23 July 2016 16:20Gewijzigd op 16 November 2020 05:17
ISTANBUL. Geboeide soldaten in Istanbul na de msilukte staatsgreep van vorige week. In het verleden zuiverde het leger het Turkse staatsapparaat. Nu zijn de strijdkrachten zelf aan de beurt. beeld AFP, Bülent Kilic
ISTANBUL. Geboeide soldaten in Istanbul na de msilukte staatsgreep van vorige week. In het verleden zuiverde het leger het Turkse staatsapparaat. Nu zijn de strijdkrachten zelf aan de beurt. beeld AFP, Bülent Kilic

Mustafa Kemal Atatürk legde in de jaren 20 van de vorige eeuw de basis voor het moderne Turkije. In de nadagen van het Ottomaanse Rijk stichtte hij een repu­bliek en schafte daarmee het kalifaat af. Hij verving het Arabische schrift door het Latijnse alfabet en verplichtte de bevolking een achternaam te kiezen. Ankara bombardeerde hij tot de nieuwe hoofdstad.

Maar –veel belangrijker nog– Atatürk voerde ook een strikte scheiding van staat en religie door. Turkije moest voortaan een seculiere natie zijn. Op papier dan, want in de praktijk was en bleef de islam de dominante godsdienst in het land.

De strijdkrachten werden geacht het seculiere karakter van de Turkse staat te bewaken. Van die zelftoebedeelde taak zouden zij zich diverse keren nadrukkelijk kwijten.

De eerste keer was in 1960. Het leger maakte zich al lange tijd zorgen over de autoritaire praktijken van de toenmalige premier, Adnan Menderes. Zijn regering had de vrijheid van meningsuiting van zowel de pers als academici ernstig ingeperkt. Studentendemonstraties werden met harde hand neergeslagen. Bovendien ging het economisch snel bergafwaarts.

Op 27 mei was de maat voor de Turkse strijdkrachten vol. Zij namen de macht over en gaven een groep wetenschappers de opdracht om een nieuwe grondwet op te stellen. Een van de belangrijkste wijzigingen was een bepaling die de politieke rol van het leger vastlegde.

Van politieke zuiveringen, zoals de huidige president Erdogan nu aan het doorvoeren is, was men destijds ook niet vies. Honderden aanhangers van de tot de coup heersende Democratische Partij (DP) werden voor de rechter gedaagd. Drie DP-leiders, onder wie premier Menderes, werden ter dood veroordeeld en in september 1961 opgehangen.

Een maand later volgden vrije verkiezingen en maakte het leger plaats voor een burgerregering. De AP-partij (opvolger van de opgeheven DP) won de verkiezingen met meer dan 50 procent van de stemmen. Suleyman Demirel werd de nieuwe premier.

Demirel zette een ware heksenjacht op touw op alles wat naar linkse –of erger nog: communistische– sympathieën riekte. Al snel verloor de regering de steun van de intellectuele elite. De interne spanningen in Turkije liepen alsmaar op.

Op 12 maart 1971 besloot het leger dat de dagen van Demirel geteld waren. De premier kreeg van de legertop simpelweg een memorandum overhandigd waarin werd geëist dat er een einde kwam aan de „anarchie” en dat er hervormingen „in de geest van Atatürk” moesten komen. Dat betekende feitelijk een ontslagbrief voor Demirel. Pas na twee jaar maakten de militairen plaats voor een democratisch gekozen landsbestuur.

De nieuwe regering, onder leiding van premier Erim, voerde maar liefst 44 grondwets­wijzigingen door. En die waren lang niet allemaal positief voor de bevolking. Veel rechten en vrijheden werden ingeperkt of zelfs volledig teruggedraaid. De vervolging van linksgeoriënteerde Turken ging onverminderd door.

In de jaren 70 destabiliseerde Turkije steeds verder. Dat bleek alleen al uit het feit dat regeringen om de haverklap vielen. Ook hadden er vrijwel dagelijks aanslagen en straatgevechten tussen extreemrechts en extreemlinks plaats.

Op 12 september 1980 greep het leger opnieuw in. Dit keer met vérgaande gevolgen. De strijdkrachten kondigden direct de noodtoestand af, ontbonden het parlement en zetten de regering af. Er werden maar liefst 650.000 mensen opgepakt, van wie er 230.000 door de rechter zijn veroordeeld. Tegen 7000 mensen werd de doodstraf geëist; in 517 gevallen werd die ook vol­trokken.

Ook het Turkse staatsbestel ging grondig op de schop. De strijdkrachten vormden een ‘kabinet’ van gepensioneerde militairen dat rechtsreeks orders van de nationale veiligheidsraad opvolgde. Democratische vrijheden en burgerrechten werden aanzienlijk ingeperkt. Duizenden stichtingen werden opgeheven en honderden films verboden. Kranten mochten 300 dagen lang niet verschijnen en talloze leraren en academici kregen ontslag. Pas na twee jaar werden verkiezingen gehouden.

In 1997 pleegden de militairen opnieuw een staatsgreep. Dit keer bleef het leger niet zelf aan de macht, maar organiseerde het snel nieuwe verkiezingen. Hieruit kwamen de ultrarechtse MHP, de Nationalistische Volkspartij, en de Anavatan-partisi, de Moeder­landpartij, als grote winnaars uit de bus. Zij vormden samen een coalitie.

Sinds Recep Tayyip Erdogan in 2003 aan de macht kwam –eerst als premier en nu als president– heeft hij geprobeerd de invloed van het leger terug te dringen. Inmiddels staan de strijdkrachten officieel onder bevel van de politiek en zijn ze hun zelfstandige positie kwijt.

De oude garde in het leger is die ‘ver­nedering’ nog altijd een doorn in het oog. Gevoegd bij de alsmaar toenemende autocratische neigingen van Erdogan was dat de belangrijkste reden voor de staatsgreep van vorige week.

De traditionele rol van het leger als hoeder van het seculiere karakter van de Turkse staat lijkt echter uitgespeeld. In het verleden stonden de militairen als één man achter de legertop. De couppoging van vorige week liet een diepe verdeeldheid binnen de strijdkrachten zien – nog afgezien van slechte voorbereidingen en andere oorzaken van het mislukken van de staatsgreep.

Nu lijkt zich een scenario in omgekeerde richting te ontwikkelen. Het leger zuiverde in het verleden na elke staatsgreep grondig het bestuurlijk, politiek en onderwijs­klimaat. Nu stuurt de Turkse regering politieke tegenstanders met duizenden tegelijk de laan uit – of de gevangenis in. Daarbij is ook de legertop nadrukkelijk aan de beurt. Dat is in de Turkse geschiedenis nog nooit vertoond.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer