Obama’s beloofde verandering pakte anders uit
Time for Change, tijd voor verandering. Daarmee won Barack Obama destijds de strijd om het Amerikaanse presidentschap. Met name de zwarte gemeenschap in de VS had hoop. Voor het eerst was er een ”black man in the White House”. De emancipatie van de Afro-Amerikanen leek te zijn voltooid.
Leek voltooid. Want als er één ding duidelijk is geworden in de achterliggende periode, dan is het wel dat de tegenstelling blank en zwart bepaald nog niet is verdwenen. Sterker: ze lijkt te zijn verdiept, en de miljoenen nakomelingen van de slaven staan nog steeds op achterstand.
Zaterdag nog probeerde Obama de groei van de kloof te temperen. In een reactie op het bloedbad in Dallas zei hij tijdens een persconferentie in Polen, waar hij de NAVO-top bijwoonde: „Het land is niet zo verdeeld als sommige mensen suggereren. Amerikanen van alle rassen en achtergronden zijn woedend over de zinloze aanval op de politie in Dallas.” Evenzo is volgens de president de gehele Amerikaanse samenleving verbijsterd over de schietpartijen in Baton Rouge en in Minnesota, waarbij blanke agenten zwarte verdachten doodschoten.
Wel erkende de president dat er in de VS een probleem is met de ongelijke behandeling door sommige agenten van donkere Amerikanen en latino’s. Maar hij sprak met klem tegen dat het land dreigt af te glijden in de rassenpolarisatie en de bijbehorende demonstraties en rellen in de jaren zestig.
Het is jammer voor de president, maar veel Afro-Amerikanen denken daar anders over. Uit een onderzoek dat het gezaghebbende Pew Research Center eind vorige maand publiceerde –dus voor de recente schietpartijen– blijkt dat slechts 8 procent van de zwarte bevolking vindt dat er echt stappen zijn gezet als het gaat om de gelijkberechtiging van niet-blanke medeburgers. De blanke Amerikanen denken daar veel positiever over. Bijna 40 procent van hen meent dat er vooruitgang is geboekt.
Dat er nog het nodige schort aan de positie van de zwarte bevolking wijzen andere uitkomsten van het PEW-onderzoek uit. Van de zwarte bevolking zegt 84 procent dat ze wordt gediscrimineerd door de politie. Bij de blanken is de helft van mening dat de politie de zwarte burger eerder pakt dan de blanke. Driekwart van de zwarte burgers denkt dat ook rechters hen harder aanpakken dan de blanken; 43 procent van de blanken denkt dat ook. Van de zwarte Amerikanen zegt 64 procent nog steeds op het werk te worden gediscrimineerd. Van de blanken is 22 procent van oordeel dat dit het geval is.
Opvallend is dat het verschil in het gemiddeld inkomen van blank en zwart de laatste vijftig jaar eerder groter dan kleiner is geworden. In 1967 bedroeg dat 20.000 dollar ten gunste van de blanke bevolkingsgroep. Vorig jaar was dat opgelopen tot 28.000 dollar. PEW berekende dat 26 procent van de zwarte Amerikanen onder de armoedegrens leeft. Bij blanken ligt dat percentage rond de 10.
Triest is dat een belangrijk deel van de zwarte bevolking, 43 procent, niet meer gelooft dat de situatie ooit nog zal verbeteren. In een toelichting zegt een onderzoeker van PEW: „Met het aantreden van Obama, bijna acht jaar geleden, hadden veel zwarte burgers de verwachting dat er echt een omkeer zou komen. Het tegendeel is waar. Veel zwarten, en met name jongeren, voelen zich tweederangsburgers. Ze hebben geen enkele hoop meer dat het ooit nog beter wordt – zeker niet als Trump aan de macht komt. Die hopeloosheid maakt de situatie zo gevaarlijk.”
De vooraanstaande Republikein Newt Gingrich, tot voor kort een van de kanshebbers om door Trump gekozen te worden als running mate, zei vorige week: „Het is in Amerika gevaarlijker geworden als je zwart bent. Als je een blanke Amerikaan bent kun je niet aanvoelen wat het betekent om zwart te zijn. Je bent dan ook geneigd de mate van discriminatie te onderschatten en ook de risico’s die je als zwarte loopt.”