Oekraïners weten nog altijd weinig van de hulp aan nazi’s
De hele wereld staat van tijd tot tijd stil bij de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. Maar in Oekraïne weet lang niet iedereen alles van de Jodenvervolging door hun landgenoten. Hoe goed kennen de Oekraïners hun geschiedenis?
Daria Boera (27) kijkt verbaasd. „Dit hoor ik voor het eerst.” Achter haar hangt een rood-zwarte vlag, aan het oorlogsfront in een slaapvertrek van de 58e brigade in het Oost-Oekraïense Avdivka. Het zijn de kleuren van de nationalistische beweging Pravi Sektor. Deze stroming dweept met Oekraïense nationalisten die ooit collaboreerden met nazi-Duitsland, maar ook Joden vervolgden. Dat laatste hoort Boera nu voor het eerst.
De Oekraïense nationalisten zagen de nazi’s als bevrijders van de communisten, en werkten vrijwillig met hen samen. Miljoenen Joden werden daar het slachtoffer van. Naar schatting verloor Oekraïne toen een zesde deel van zijn bevolking.
Boera is niet de enige in Oekraïne die niets weet over deze donkere kant van de vaderlandse geschiedenis. Bij zowel jong als oud ontbreekt het aan kennis. De oorzaak hiervan ligt al in de Tweede Wereldoorlog, toen dit thema werd weggestopt. De Sovjetleiding wilde niet toegeven dat eigen burgers (Russen en Oekraïners) zich schuldig hadden gemaakt aan het vermoorden van Joden. Ook mocht het Joodse leed niet nadrukkelijk worden genoemd, want het héle Sovjetvolk gold als slachtoffer van nazi-Duitsland. Vasili Grossman, de beroemde Russisch-Joodse oorlogscorrespondent en auteur die meereisde met het Sovjetleger en burgers sprak over Oekraïense misdrijven tegen Joden, kon er niets over kwijt in zijn artikelen.
Dat beleid werd na de oorlog doorgezet. „Het ging toen alleen over de goedheid van Stalin. Over de grootsheid van de Sovjet-Unie. Over de miljoenen oorlogsslachtoffers”, zegt Vladislav Majstrenko (45), geschiedenisdocent aan de Karazinuniversiteit in de Oost-Oekraïense stad Charkov, in een leeg klaslokaal.
Dat beaamt Dmitri Jedik (38). „We spraken alleen maar over Lenin en Stalin”, zo blikt hij terug in een hippe koffiebar in het centrum van de stad. Zijn camouflagekleding steekt af bij de trendy kleding van de bezoekers. Jedik heeft zich aangesloten bij het Oekraïense vrijwilligersleger dat is opgericht door de leider van Pravi Sektor (Rechtse Sector).
Beul
Pas sinds de val van de Sovjet-Unie en het ontstaan van de Oekraïense onafhankelijkheid in 1991 brandde de discussie over het verleden los, zegt Majstrenko. Ook op scholen. „We stelden ons de vraag wat Oekraïne heeft gedaan tijdens de oorlog. Het was pijnlijk. Was het wel de Grote Vaderlandse Oorlog, zoals het in de tijd van de Sovjet-Unie werd genoemd?”
De rol van Oekraïners komt onder een vergrootglas te liggen. Majstrenko noemt als voorbeeld Ivan Demjanjuk, de Oekraïense beul van het concentratiekamp Treblinka, en Sovjetgeneraal Andrej Vlasov, die overliep naar nazi-Duitsland en het Russische bevrijdingsleger creëerde dat als doel had de Sovjet-Unie te verlossen van leider Josef Stalin. Volgens Majstrenko zat daar een Oekraïense afdeling bij.
Demjanjuk en Vlasov hadden niets te maken met Oekraïense nationalisten, benadrukt hij. Ze hadden een andere ideologie dan de Oekraïense nationalisten. „Die vochten op twee fronten”, legt Majstrenko uit. „Tegen nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie, waarbij ze tijdens de oorlog collaboreerden met de Duitsers. Deze Oekraïners ging het om een onafhankelijk land.” Toch maakten ook zij zich schuldig aan Jodenvervolging.
De beschuldigingen dat Oekraïners fascisten zijn, hun verleden niet kennen en fout waren tijdens de oorlog werpen Jedik en Majstrenko van zich af. Russische propaganda, is hun repliek. Toch blijft dit duistere verleden het huidige Oekraïne achtervolgen. Helemaal omdat beruchte bataljons zoals Azov, die vechten tegen de pro-Russische separatisten in Oost-Oekraïne, zich uiten met nazisymbolen. Jedik bevestigt dat er bij Azov strijders met nazisympathieën rondlopen. In zijn eigen Pravi Sektor gaat het om 1 tot 2 procent, schat hij. Majstrenko benadrukt dat deze organisaties lang niet zo’n grote politieke macht vormen als het Franse Front National.
Hoe komt het dat lang niet alle jongeren, geboren na de onafhankelijkheid, deze duistere kant van Oekraïense tijdens de Tweede Wereldoorlog kennen? Drie studenten, aangeschoven in het klaslokaal, zwijgen als antwoord op deze vraag. „Sommigen weten ervan”, vult Majstrenko voor hen in. „Anderen vergeten het omdat ze nu volop aan het studeren zijn.”
Toekomst
Voor het eerst hoort ook studente prehistorie Jelena Kramor (21) over de Oekraïense Jodenvervolging. Ze zit op een bank in een gang van de geschiedenisfaculteit van de Karazinuniversiteit. Misschien heeft ze er ooit een les over gehad, maar een mens kan niet alles onthouden. Zeker niet als er ook gestudeerd moet worden, verdedigt ze zich. „Maar nu jij erover bent begonnen, ga ik me erin verdiepen. Om de toekomst te begrijpen is het belangrijk om het verleden te kennen en niet dezelfde fouten te maken.”
Legerprediker leidt gebed in camouflagekleding
Kapelaan Dmitri Martijan trekt langs het oorlogsfront in Oost-Oekraïne om de soldaten bij te staan. „Ze kunnen bij mij hun pijn en verdriet kwijt.”
Dmitri Martijan draagt camouflagekleding. Hij verblijft in het Oost-Oekraïense stadje Marinka, nabij Donetsk. Daar ondersteunt hij de veertiende brigade van het Oekraïense leger. Buiten Marinka loert de tegenstander: de pro-Russische separatisten. „Wanneer je met soldaten aan het front verblijft, onder vuur ligt in de loopgraven en af en toe moet kruipen, is het beter om camouflagekleding te dragen”, verklaart hij zijn kledingkeuze.
Ambtelijke kleding bewaart hij voor de zondag. Op Martijans linkerborst prijken drie blinkende medailles, ontvangen van het Oekraïense leger en voor zijn werk als pastor. Hier in Marinka beginnen de soldaten van de veertiende brigade elke ochtend met gebed onder leiding van de andere voorganger, Dmitri Kosjak (40). Een maand lang staat de bevriende Martijan (42) hem bij. ’s Avonds is er tijd voor ontmoeting, gesprek en gebed. Elke zondag houden ze een dienst.
Kosjak en Martijan zijn op weg naar een voormalig ziekenhuis aan de rand van Marinka, waar een deel van de veertiende brigade verblijft. Ze worden opgewacht door soldaten.
Tweehonderd meter verderop zitten de separatisten. Pantserwagens en tanks staan buiten geparkeerd. Het gebouw zit vol kogelgaten. Alle ramen zijn gesprongen.
Aflossing
In het ziekenhuis ligt losse munitie. Het is in Marinka nooit rustig geweest sinds de oorlog twee jaar geleden uitbrak. Elke dag zijn er sluipschutters actief. Om de paar dagen wordt er zwaar geschoten. Volgens een VN-rapport dat vorige week uitkwma, gaat de strijd onverminderd door. Sinds april 2014 zijn er in deze omgeving 9371 mensen gesneuveld.
Eenmaal boven worden Kosjak en Martijan opgemerkt door zes Oekraïense soldaten. Die komen op hen af en uiten hun frustraties. Al een jaar zitten ze op deze plek. Zonder aflossing. Ze willen naar hun vrouw, naar hun kinderen. Pas als Martijan met hen bidt, daalt de rust neer.
„We bidden hier voor onze verdedigers van het land. We willen hun moed geven en professionaliteit, zodat ze zich kunnen verdedigen. We bidden voor het einde van de oorlog, zodat de soldaten hier niet hoeven te blijven, maar naar huis kunnen.”
De mannen bidden zomaar op de gang. Wie te dicht bij de kapotgeschoten ramen aan de oostkant komt –de kant waar de separatisten zitten– krijgt meteen een waarschuwing van een van de soldaten en wordt gesommeerd om ergens anders te staan.
Ruim een jaar geleden kwam Martijan in aanraking met oorlogsgewonden. Dat deed hem beseffen dat hij zich moest inzetten voor deze soldaten aan het front, zegt hij . Sindsdien trekt hij langs verschillende plekken aan het front. Op Facebook heeft hij foto’s van zichzelf geplaatst: met kogelwerend vest, in een loopgraaf, op een tank, gehurkt naast een verwoest gebouw, met een gewonde soldaat. „Deze soldaten riskeren hun leven. Ze hebben behoefte aan een dominee. Zij ontvangen geestelijke en morele bijstand en kunnen bij mij hun pijn en verdriet kwijt. Hun frustraties. In onze gebeden en bijeenkomsten vragen we God om Zijn bescherming.”
Selfie
Het waren de kerken die het initiatief namen tot de geestelijke verzorging in het leger. Maar de soldaten vroegen er ook om, zegt perswoordvoerder en luitenant van de veertiende brigade Vlad Jakoesjev (40). „Dit geeft ons hoop dat er een hogere macht klaarstaat om ons te beschermen.” Juist de pastorale ondersteuning helpt de 37-jarige soldaat Wind (niet zijn echte naam) door de moeilijke periodes heen. „Het is schieten, vechten. Dag en nacht. Dat is mentaal zwaar.”
Na een fotosessie met de soldaten en humanitaire vrijwilligers is het hoognodig tijd voor Martijan om te vertrekken. Halverwege het gebed klonken in de verte al schoten en knallen. Die worden steeds luider en komen dichterbij.
Terwijl de auto’s starten, maakt Martijan nog snel een selfie bij een pantserwagen. Geen alledaags einde van een gebed.