Ponar, vlakbij de hoofdstad Vilnius, was tussen juli 1941 en augustus 1944 het toneel van de gruwelijke moord op ongeveer 100.000 mensen, onder wie 70.000 Joden.

De onderzoekers vonden de circa 30 meter lange tunnel op een diepte van tussen 1,5 en 2 meter met gebruik van radar, schrijft The New York Times woensdag. De archeologen wisten ook nog een plek te vinden die de as van ongeveer 7000 mensen bevatte.

De tachtig man die bij het graven van de tunnel waren betrokken, waren leden van een groep die lijken moesten opgraven en verbranden van vermoorde mensen toen duidelijk was dat de Duitsers de oorlog gingen verliezen. Omdat ze begrepen dat ze zelf als laatste zouden worden gedood, groeven ze de tunnel om te ontsnappen. Slechts elf wisten weg te komen en te overleven, omdat de bewakers de ontsnapping in april 1944 ontdekten.