Buitenland

Armoede in Burkina Faso ontstegen dankzij financiële adoptie

In een airconditioned kamer van het Woord en Daadkantoor in Gorinchem verschanst Nébié Abdufatao zich achter zijn laptop. Het contrast tussen deze werkplek en zijn bureau in de cashewnotenfabriek in Burkina Faso kon moeilijk groter zijn. De productiemanager vertelt hoe zijn leven al jong een positieve wending kreeg door financiële adoptie via Woord en Daad.

Gertrude de Wildt-Brouwer

23 June 2016 11:52Gewijzigd op 16 November 2020 04:27
Nébié Abdufatao is aan het werk in de cashewnotenfabriek Anatrans in Burkina Faso. Zijn leven kreeg een positieve wending dankzij financiële adoptie via Woord en Daad. beeld Siebold Freeke
Nébié Abdufatao is aan het werk in de cashewnotenfabriek Anatrans in Burkina Faso. Zijn leven kreeg een positieve wending dankzij financiële adoptie via Woord en Daad. beeld Siebold Freeke

Achtentwintig jaar geleden werd hij geboren in een islamitisch gezin in Kairo, een klein dorpje in het Afrikaanse Burkina Faso. „Mijn vader heeft drie vrouwen. Bij mijn moeder kreeg hij zeven kinderen. Ik ben de benjamin van de familie. Mijn vader was boer. Hij had 14 hectare grond. Daar verbouwde hij mais, katoen en pinda’s. Als ontbijt kregen we ’s morgens brood. Ik bezocht de Franse school in het dorp. Er was ook een Koranschool, maar daar ging ik niet naartoe. Wanneer ik ’s middags thuiskwam, voetbalde ik met vrienden. Als avondeten aten we maispap en bij het ondergaan van de zon verzamelden we onze geiten en schapen. Ik wilde later misschien wel leraar worden. Verder durfde ik niet te dromen. Een opleiding aan de technische school zat er voor onze familie toch niet in.

Toen ik in de zesde klas zat, werd ik financieel geadopteerd door een gezin uit Nederland. Ik vond dat erg leuk. Ze schreven me brieven en ik kreeg foto’s van hun gezin en hun kat. Voor mijn moeder was het een grote steun. Zij was blij dat er mensen waren die ons niet kenden en ons toch hielpen. Dat was iets ongelooflijks voor haar. In mijn dorp werden meer gezinnen geholpen door financiële adoptie. Het was dus niet bijzonder, maar wel voor elk kind op zich iets heel fijns. Vanavond hoop ik mijn sponsoren voor het eerst in mijn leven te ontmoeten.”

Dwazen

„Mijn ouders zijn moslim. We baden vijf keer op een dag. Ik deed mee met de ramadan. Net als iedereen in ons dorp kon ik veel Koranteksten reciteren, al begreep ik de inhoud niet. In ons dorp kwamen christenen evangeliseren. Ze lieten ons christelijke films en boeken zien. Wij vonden hen dwazen. Er zijn nog steeds weinig christenen in Kairo en er is geen kerk. Christenen zijn bijna altijd bezoekers, geen inwoners van het dorp. Wel werden verschillende jongeren die de technische school van Credo bezochten christen. Credo is een partnerorganisatie van Woord en Daad.

Op mijn veertiende ging ik naar de technische school van Credo in Léo. Ik kreeg er allerlei vakken, zoals elektrotechniek en werktuigbouwkunde. Het geloof was in alle onderdelen van de opleiding aanwezig. Er werd voor en met ons gebeden aan het begin van de dag en voor de maaltijden. Leraren vertelden ons over Jezus.”

Bekering

„Er begonnen dingen te veranderen in mijn leven. Het christelijk geloof sprak mij aan. Maar ik vond het moeilijk om een keuze te maken, want mijn familie en vrienden waren allemaal moslim. Er ging een grote strijd aan vooraf, maar op een dag besloot ik: Ja, ik word christen.

Mijn bekering stuitte op weinig verzet. In Burkina Faso leven mensen met verschillende godsdiensten en verschillende etnische achtergronden in vrede met elkaar. Er is een grote diversiteit. Ik heb nu vooral christelijke vrienden, maar mijn ouders zijn nog altijd moslim.

,Na mijn technische opleiding in Léo vervolgde ik mijn beroepsopleiding aan de school van Credo in Bobo. Bobo-Dioulasso is de handelsstad van Burkina Faso en de grootste stad na de hoofdstad Ouagadougou. Daar heb ik werk gekregen bij Anatrans, de cashewnotenfabriek van Wim Simonse. Het bedrijf was toen net gestart. Simonse werkt nu bij Woord en Daad in Nederland. Hij zag dat het onderhoud van de machines in het bedrijf mij goed afging. Ik kreeg promotie en moest de kwaliteit van de noten en de hygiëne in het bedrijf gaan bewaken. Het bleek een hele klus om mensen bewust te maken van het belang van handen wassen en het dragen van mutsjes, en dat ze niet mogen eten in de fabriek. Het is lastig om mensen nieuwe gewoonten bij te brengen.”

Kleine boeren

„Toen ik een aantal jaren dat werk gedaan had, kreeg ik weer een hogere functie in het bedrijf. Ik bewaak nu het hele productieproces en ben verantwoordelijk voor de kwaliteit van onze noten. Er zijn verschillende kwaliteitsnormen. Het is belangrijk om aan al die normen te voldoen. We produceren ook voor Nederland. Onze fabriek is kwetsbaar. We hebben met veel kleine boeren te maken. Ook het transport van de boeren naar de fabriek is niet altijd betrouwbaar. Ik moet veel onderhandelen met de boeren en met andere partijen. Alle dingen die het werk lastig maken, vind ik tegelijk ook leuk. Ik leer van alles en tegenslagen vormen me.

Een ander punt van zorg bij de productie van de cashewnoten is het klimaat. De verschillen tussen de regentijd en de hitte zijn heel groot. Of dat te maken heeft met klimaatveranderingen durf ik niet te zeggen. Ook weet ik niet of die weersverschillen een negatievere invloed hebben op de kwaliteit van de cashews dan zo’n twintig of dertig jaar geleden. Vroeger hadden we namelijk geen idee van de waarde van cashewnoten. Toen ik kind was, had ik nog nooit een cashewnoot gegeten. Al heeft dat ook te maken met het feit dat ik in een gebied ben opgegroeid waar deze bomen niet staan. Maar ook in het gebied waar ze wel wilden groeien, hakten boeren zo’n boom meteen om als ze een akker kochten waarop er een stond. Nu is dat veranderd. Er is een nieuw kapitaal ontdekt.”

Vooruitgang

„Er is veel in mijn leven veranderd. Dicht bij het cashewnotenbedrijf huur ik een huis. Mijn ouders geef ik financiële steun, net als mijn andere broers en zussen die ook geholpen zijn door sponsorouders. Mijn oudste broer heeft de boerderij van mijn vader overgenomen.

De situatie van mijn familie is echt verbeterd. Ook op het bedrijf waar ik werk zie ik de positieve invloed van de vooruitgang. De mensen die er werken kunnen een opleiding voor hun kinderen betalen. Ze kopen eten voor hun familie. Ze hoeven niet te stelen, want ze hebben de zekerheid dat ze aan het eind van elke maand hun loon krijgen.

Als ik nadenk over armoede wil ik geen vergelijkingen trekken tussen Burkina Faso en Nederland. Dat is de hemel met de aarde vergelijken. In mijn land hebben mensen het echt niet breed. Burkina Faso is ook voor Afrikaanse begrippen een heel arm land. Ik heb zelf ervaren dat Woord en Daad helpt om de armoede te ontstijgen. Iedereen die Woord en Daad steunt, helpt een mens in Burkina Faso.”

>>rd.nl/anatrans

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer