Tuinders tevreden over inzet Poolse gastarbeiders
Massaal zijn ze ons land binnengestroomd. Nederland telt ruim 150.000 Poolse gastarbeiders, pakweg net zoveel mensen als er in Apeldoorn wonen. Tuinders in het Westland maken dankbaar gebruik van Polen. „Maar ze moeten zich wel aanpassen.”
Een stevige wind waait over het Westland. De streek, ruwweg ingeklemd tussen Noordzee, Nieuwe Waterweg, Den Haag en Delft, heeft veel glastuinbouw. Het gebied staat niet voor niets bekend als de Grote Glazen Stad. ’s Nachts verlicht een oranje gloed vanuit de kassen de lucht.
Het verkeer baant zich een weg door dorpen als Monster, Poeldijk en Wateringen. In ’s-Gravenzande stelt een rijtje personenauto zich netjes op voor een verkeerslicht. Met forse vaart wringt een dikke Audi –met Pools kenteken– zich langs de wachtende auto’s, dwars over een verdrijfvlak.
Daarmee bevestigt de Pool maar weer eens het oordeel van veel Nederlanders over de groep West-Europeanen. „Polen rijden roekelozer”, zegt muziekleraar K. A. Visser, tevens scriba van de Christelijke Gereformeerde Kerk in ’s-Gravenzande. „Ze hebben een andere mentaliteit. Ik merk het verschil op de weg. Polen zijn bovengemiddeld vaak betrokken bij aanrijdingen.”
In de gemeente Westland, begin 2004 ontstaan uit een fusie van verschillende buurgemeenten, rijden opvallend veel voertuigen met Poolse kentekens rond. Ruim 3 procent van alle inwoners van Westland is Pool. Alleen Zeewolde scoort in Nederland, met ruim 4 procent, nog hoger.
Westland leeft van de glastuinbouw. De ruim achthonderd glastuinbouwbedrijven in de gemeente zijn goed voor 24.300 banen, maar liefst 41 procent van alle werkgelegenheid. Steeds vaker steken Polen de handen uit de mouwen in de kas bij het oogsten van tomaten, komkommers en bloemen.
Poolse immigranten
Nederland telt inmiddels pakweg 153.000 inwoners van Poolse herkomst. Daarmee zijn er volgens het CBS nu meer Polen dan bijvoorbeeld Antillianen in ons land. „Er zijn nogal wat Polen die denken: ik vertrek en emigreer naar West-Europa”, zegt CBS-demograaf Jan Latten.
In twintig jaar tijd is het aantal Polen dat zich in Nederland heeft ingeschreven verzesvoudigd. Bovendien komt er jaarlijks een grote groep seizoenarbeiders in ons land werken zonder zich in te schrijven. De afgelopen acht, negen jaar is het snel gegaan met de immigratie van Polen. „Het ging in grote stappen, vooral na 2007.” Sinds dat jaar hoeven de Polen geen werkvergunning meer te hebben.
Zuid- en West-Nederland tellen de grootste concentraties Poolse arbeidskrachten. Den Haag spant in absolute aantallen de kroon met bijna 12.000 Poolse inwoners. „Niet de hoofdstad, maar de hofstad telt het grootste aantal”, zegt Latten. Amsterdam komt met 5000 Poolse ingezetenen op een tweede plaats.
De grootste groep EU-immigranten komt nog altijd uit Duitsland: 360.000. De Polen staan nu –met 153.000 man– op de tweede plaats. De Polen hebben de Belgen in 2014 van hun tweede plek verdrongen. „De kans om op straat een Pool te ontmoeten is inmiddels groter dan de kans om hier een Belg of een Brit tegen het lijf te lopen.”
Niet gelukkig
Niet iedereen is gelukkig met de grote groepen Poolse gastarbeiders in ons land. Polen staan bekend om hun dronkenschap, ruzies en luidruchtigheid. Mensen zien zich soms genoodzaakt te verhuizen op het moment dat er Polen naast hen komen wonen.
„We hebben hier nu voldoende Polen”, zegt John Meeuwisse (70), op een bankje in Wateringen, schuin tegenover de kerktoren, genietend van het zonnetje. Samen met hond Sjakie. „Ik weet niet of er nóg meer bij kunnen”, zegt de aannemer in ruste.
Hij wijst ook op de keerzijde. Westland kan de Poolse immigranten goed gebruiken. Als aannemer zou hij graag gebruik maken van Polen. „Het zijn vakmensen. Bovendien doen zij werk wat wij hier niet meer willen doen.”
Echt last heeft hij niet van de Polen. „Ze drinken wel een beetje veel, hè?” Z’n vrouw staat een stuk negatiever tegenover die Oost-Europeanen. „Dan zeg ik, meiske, dat moet je niet doen. Je maakt alleen jezelf er maar ongelukkig mee.”
Brood en bier
Isabel (22) en moeder Diana (49) lopen regelmatig Polen tegen het lijf in het dorp. Vooral ’s avonds bij Albert Heijn. „Voelt toch minder prettig”, zegt Diana. „Ze doen gekke boodschappen”, vult Isabel aan. „Brood en bier. Dat is blijkbaar hun lunch.” Overdag laten Polen zich doorgaans niet zien. „Ze zijn de hele dag aan het klussen. Die mensen werken 50 uur in de week.”
Albert Heijn bevindt zich om de hoek. ”Onder de 18 jaar geen alcolhol”, meldt een bordje bij de ingang in het Nederlands én Pools. Het Pools publiek levert geen overlast op, verzekert Jacintha achter de klantenservice. „Meestal komen ze na werktijd. Ze halen hier goedkoop bier en sigaretten.”
In de winkelstraat, iets verderop, bekijkt mevrouw Van Leeuwen de etalage van juwelier en goudssmid Nottet. Een gouden horloge voor 4995 euro. „Ik merk nooit iets van die Polen.” Ze heeft niks tegen deze groep buitenlanders. „Ik waardeer iedereen die hard wil werken.” Dan dreigend: „Maar ze moeten zich wel aanpassen.”
Polenhotel
Van dat aanpassen en inburgeren zal echter niet zo veel komen als ze allemaal op een kluitje in een zogenaamd Polenhotel –met Poolse supermarkt en/of Poolse discotheek– worden gestopt. Zoals in Wateringen.
Op de parkeerplaats voor het omgebouwde kantoorcomplex staan dertien auto’s met wit kenteken. Twee Polen bij de ingang groeten nauwelijks merkbaar. In de kantine, staan drie magnetrons, een gokkast en een biljarttafel. Rechts voorin is een rookhol met flatscreen-tv. Een Poolse zender staat dag en nacht aan.
Het Polenhotel telt vier verdiepingen en 111 kamers. Elke kamer is voorzien van een toilet, een douche en een keukentje. „We hebben nu 130 tot 140 Polen en een aantal Moldaviërs”, vertelt beheerder Ayse Sevdi (34). „We kunnen er met gemak 300 hebben.”
De meeste Polen trekken met z’n tweeën, soms met z’n drieën in een kamer. Ze betalen –via een uitzendbureau– 150 euro voor een kamer of 80 euro per persoon. „Inclusief gas, water en elektra.” Steeds vaker krijgt Sevdi ook echtparen over de vloer.
Rechts achterin de kantine, bevindt zich San Sklep, een Poolse supermarkt. De schappen zijn gevuld met levensmiddelen. Bier en broodjes, fris en fruit. Maar ook medicijnen. Bezoekers kunnen dagelijks vers brood krijgen.
Sevdi zwaait al zeven jaar de scepter over het Polenhotel. „In de beginjaren waren veel Polen luidruchtig, dronken en zochten vaak ruzie.” Niet onlogisch, vindt ze. „Veel jonge Polen waren voor het eerst onder het gezag van hun ouders vandaan. Dan ging het dak eraf.”
Overlast zegt Sevdi de laatste jaren nauwelijks meer te ervaren. Ze weet haar pappenheimers aardig onder de duim te houden. „Drie keer een waarschuwing betekent vertrek.” Veel gasten trekken zich na werktijd direct terug op hun kamer. „Ze werken hard, dus ze hebben hun rust hard nodig.”
Eén keer in de drie maanden bouwt ze een feestje. Met gratis bier voor de Polen. „Daar is altijd veel belangstelling voor.” De reden voor het feestje is duidelijk. „De gasten moeten niet het gevoel hebben dat ze hier in een gevangenis zitten.”
Integratie
De mate van integratie van Poolse arbeidsmigranten verschilt, zo blijkt uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau van april vorig jaar. Hardwerkende Polen onderhouden minder contact met Nederlanders, Poolse gezinnen juist meer.
Voor seizoenswerkers lijkt het minder belangrijk om aansluiting te vinden in de samenleving dan voor Polen die hier langer wonen en werken. Een strakke scheidslijn tussen beide groepen is echter lastig aan te geven, stelt onderzoeker Inge Razenberg van Kennisplatform Integratie en Samenleving (KIS). „Soms komen ze als seizoensarbeider, maar blijven ze permanent. Vaak weten ze vooraf zelf niet hoelang ze blijven.” Het aantal Polen dat zich blijvend in Westland vestigt groeit.
Poolse migranten zijn „niet te vergelijken” met andere groepen gastarbeiders. „Polen zijn beter opgeleid dan bijvoorbeeld de Turkse en Marokkaanse gastarbeiders uit de jaren 60 en 70.” Ook al verrichten veel Polen hier laaggeschoolde arbeid, toch zijn velen middelbaar of hoger opgeleid. Bovendien zijn Poolse migranten mobieler. „Velen pendelen tussen Polen en Nederland.”
Veel gemeenten kennen nauwelijks enige vorm van beleid voor Oost-Europese arbeidsmigranten. „Zo’n 70 procent van de gemeenten ziet knelpunten, maar 60 procent kent geen beleid voor deze groep”, aldus Razenberg. „Gemeenten zien deze groep vaak niet staan.”
Polen hebben vooral behoefte aan praktische begeleiding. Ondersteuning in eigen taal bij het aanvragen van wettelijk verplichte zorgverzekering bijvoorbeeld. Amsterdam biedt taallessen aan, tuindersgemeenten als Peel en Maas en Westland hebben zelfs een specifiek integratiebeleid.
Paus
Polen weten steeds beter de weg in Nederland. De belangstelling voor het Polenhotel in Wateringen neemt daardoor af, aldus beheerder Sevdi. Steeds meer Polen nemen de intrek in een rijtjeshuis. Huur of koop. „In het begin wisten ze niet beter en kroop iedereen in het Polenhotel. Ze trekken hun eigen plan.”
Niet iedere Pool integreert. Huismeester Bocion van het Polenhotel verblijft al twaalf jaar in Nederland, maar spreekt nog geen woord Nederlands. Een flatscreen en een bed vullen zijn krappe kamer. Op het nachtkastje prijkt een fotolijstje. Met paus Franciscus.
„Liever Polen dan Turken of Marokkanen”
Glas, glas en nog eens glas. Het Westland, maar ook de duizenden Poolse gastarbeiders, leven van de glastuinbouw. „Als de Polen morgen vertrekken, stort de economie van het Westland in elkaar.”
Een doordringende geur van violieren vult de kassen van tuinder Anton van der Hout (45) in ’s-Gravenzande. Wit, geel, lichtpaars, rose. „Pasteltinten zijn populair.” Van der Hout kweekt elk jaar in 4 hectare kassen zo’n 5 miljoen bloemen, 1 miljoen kroppen sla en 1 miljoen sierkolen en pluimhanenkammen.
De violieren van de Westlandse kweker gaan rechtstreeks naar supermarkten in Groot-Britannië. ’s Ochtends inschepen, ’s middag overvaren, de volgende ochtend verkopen in de kiosk. „Hard werken”, verzekert de tuinder. Veel collega’s hebben het bijltje er inmiddels bij neergegooid.
De eisen voor de teelt zijn streng. Erg streng. „De Engelsen willen een bloem van 12 centimeter hoog, van minstens 40 gram, terwijl er maximaal twee randjes bloemetjes open mogen zijn.” De Britten zijn onverbiddelijk. „Violieren die al te ver open zijn hoeven ze niet meer.”
Violieren schieten bij warm weer als paddestoelen uit de grond. Drie, vier keer per seizoen slaat onverwachte hitte toe. „Voor is het dan alle hens aan dek”, legt Van der Hout uit, terwijl hij een rolcontainer met bakken paarse violieren door de kas rijdt. „Een violier vraagt niet of wij er klaar voor zijn.”
De tuinder moet op zijn personeel kunnen bouwen, juist als het erop aankomt. „Het werk móet klaar.” Van der Hout maakt al vele jaren –tot volle tevredenheid– gebruik van Poolse arbeidsmigranten. „De eerste Pool is hier vijftien jaar geleden binnengekomen.”
„Polen zijn goud voor ons”, verzekert de tuinder, behorend tot de Christelijke Gereformeerde Kerk. „Polen weten van aanpakken en willen hard werken. Bovendien zijn ze flexibel.” Nederlanders halen ondertussen soms hun neus op voor lichamelijk zware arbeid.
De tuinder uit ’s-Gravenzande werkt zelf zes dagen in de week. Van vijf tot vijf. „Zondags wil ik niet werken.” Niet alleen hij, maar ook zijn personeel gaat op eerste dag van de week naar de kerk. De Polen hebben op zich niet zoveel moeite met werken op zondag. „Maar omdat ik naar de kerk ga, doen zij het ook.” De Polen geven dan overigens de voorkeur aan de rooms-katholieke Poolse dienst in Den Haag.
Van der Hout –25 jaar in het vak– werkt nog uitsluitend met Polen, in het hoogseizoen een man of tien. Niet omdat het goedkope arbeidskrachten zijn, maar omdat het harde werkers zijn, benadrukt hij. „Ik betaal Polen evenveel als Nederlanders. Polen hoef je niets meer wijs te maken, die weten exact wat ze hier kunnen verdienen. Betaalt iemand te weinig, dan gaan ze naar een ander. Zo eenvoudig is dat.”
Van der Hout kent de oordelen en vooroordelen over Polen als geen ander. Polen zouden dronken, agressief en luidruchtig zijn. De tuinder herkent het beeld niet. „Ik heb slechtere ervaringen met Nederlanders dan met Polen. In vijftien jaar tijd heb ik één keer een dronken Pool weggestuurd.”
Bij de wasbak in de kas hangt een papier met hygiënevoorschriften. In het Nederlands én in het Pools. Wettelijk voorschrift. Het komt regelmatig voor dat de Polen op zaterdag zeggen: „Ga jij maar naar huis, naar je kindertjes, dan maken wij het werk wel af.”
De ondernemer heeft een goede band opgebouwd met zijn Poolse personeel. „Soms brengen ze onze kinderen naar school.” Vorig jaar is hij samen met zijn vrouw naar Polen geweest, voor de bruiloft van een Poolse medewerker. „Ze gingen bijna voor me in de houding staan.”
Van der Hout werkt liever samen met Polen dan met Turken en Marokkanen. „Je mag niet discrimineren, maar ik wil geen Turken en Marokkanen meer. Doe mij maar Polen. Zij sluiten veel beter aan bij onze Westerse cultuur. Polen zijn veel gedrevener.”