Brits vertrek uit EU nog nooit zo dichtbij
De Britse kiezer heeft donderdag de „keus van een generatie”: Moet Groot-Brittannië wel of niet uit de Europese Unie stappen? Alle kritiek op de EU die zich de afgelopen tientallen jaren heeft opgehoopt, kan nu worden geuit. De peilingen maken het erg spannend.
Als een Engelsman ”Europe” zegt, bedoelt hij meestal de ‘overkant’, het vasteland van Europa. De Europese Unie is dus iets van de anderen, meer dan van de Britten zelf.
Wat dat betreft is er niet veel veranderd. Toen de voormalige oorlogspremier Churchill in 1946 in de Haagse Ridderzaal opriep tot een „Verenigde Staten van Europa” zegde hij de „vriendschap van het Britse Gemenebest” toe, maar geen lidmaatschap. En de Franse president De Gaulle sprak in de jaren zestig twee keer een veto uit over het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk, omdat hij dit land als een bedreiging voor de Europese gemeenschap beschouwde. Voor De Gaulle en Churchill stopte Europa dus bij de Noordzeekust.
In 1973 voegde Groot-Brittannië zich wel bij de Europese Economische Gemeenschap (EEG). In 1975 kreeg dat besluit (achteraf) overweldigende steun in een referendum (zie ”45 referenda over EU”). Een generatie later staat de Britse kiezer voor een vergelijkbare keus.
Grenscontroles
De Britten zijn altijd al vreemde vogels in de Europese kooi geweest. Want na de grote steun in het referendum in 1975 groeide al snel het verzet.
De roerganger van de jaren tachtig, premier Thatcher, is onvergetelijk geworden door het zwaaien met haar handtasje onder de uitroep: „I want my money back.” Op internet staan talloze filmpjes waarin de Conservatieve premier het Lagerhuis luidkeels verzekert dat de Britse soevereiniteit bij haar in veilige handen is.
Premier Major kreeg het er zwaarder mee. Rond het Verdrag van Maastricht eind 1991 zag hij zijn eigen regeringsploeg bijna splijten door het Europese vraagstuk. Sommige ministers uitten zich openlijk tegen dit verdrag. Groot-Brittannië kreeg toen enkele vrijstellingen, bijvoorbeeld de bevoegdheid om grenscontroles uit te voeren.
Wie denkt dat europerikelen iets zijn van de Conservatieven, heeft het mis. Toen Labourleider Blair in 1997 het stokje overnam, zette hij de Britse lijn voort. Alleen zijn toon was anders. Hij schreeuwde niet dat hij zijn geld terug wilde, maar wist in 2005 wel een forse korting op de Britse bijdrage te bedingen.
Toen Blair aantrad, was het economische tij gunstig. Eind jaren negentig ging alles voor de wind. Links was in. In Europa waren meer sociaaldemocraten aan het bewind, zoals Schröder in Duitsland en Kok in Nederland. En de Amerikaanse president Clinton kwam zelfs naar Den Haag om meer te horen over die ”derde weg” van Blair en Kok.
Er waren zelfs geluiden dat Tony Blair zelf het liefst het Britse pond zou inruilen voor de nieuwe euro. Binnen zijn partij was daar echter groot verzet tegen. Onder meer van de minister van Financiën, Brown, die Blair in 2007 opvolgde. De regering beloofde een referendum over de euro als deze aan vijf eisen zou voldoen. Dat referendum is er nooit gekomen. En premier Cameron heeft inmiddels uitgesloten dat het pond ooit voor de euro wordt verruild.
Door de jaren heen richt de Britse kritiek op de EU zich vooral op twee punten. Het eerste is de zelfstandigheid. Meer dan hoofdsteden op het continent hecht Londen aan de nationale bevoegdheid om zelf te beslissen over zaken als munt en leger. Dat de Europese rechter nationale wetten ongeldig kan verklaren, ervaart de Brit als een schoffering van zijn eigen parlement.
Het tweede punt is immigratie. Dat bezwaar wordt zo’n beetje per dag belangrijker. Vorig jaar groeide de Britse bevolking met 330.000 mensen, voornamelijk door nieuwkomers. Vooral na 2004 kwamen er duizenden Polen en Roemenen naar de Britse eilanden. Het betalen van sociale voorzieningen voor de gezinnen in de thuislanden was een hoofdpunt in de onderhandelingen in Brussel.
Nieuwe regeling
Toen David Cameron zich in 2005 kandidaat stelde voor het leiderschap van zijn partij beloofde hij een conservatieve beweging in het Europees Parlement te beginnen. Want sinds jaar en dag was er kritiek op het feit dat de Conservatieven in het EP aangesloten waren bij de Europese Volkspartij (EVP). Deze groep van voornamelijk christendemocraten is uitgesproken EU-gezind en beslist niet het meest logische huis voor de Britse Conservatieven.
Die belofte heeft Cameron gehouden. Sinds de verkiezingen in 2009 organiseren de Britten zich in de fractie van de Europese Conservatieven en Hervormers (ECR) aan. De ChristenUnie sloot zich daar ook bij aan, later gevolgd door de SGP. In 2014 werd deze beweging de derde fractie in het EP.
In januari 2013 beloofde Cameron het volk te raadplegen over de vraag of het land in de EU moet blijven. Vanaf dat moment stond alles in het teken van deze komende stemming. In Brussel en andere Europese hoofdsteden is maandenlang onderhandeld over een „nieuwe regeling”, zoals Cameron dat noemde. Na drie jaar praten lag er uiteindelijk een akkoord in februari dit jaar, sneller dan verwacht.
Het eerste punt in deze ”new settlement” is dat de kinderbijslag van gastarbeiders uit EU-landen wordt afgestemd op de omstandigheden in het thuisland. Daarmee wordt deze uitkering veel goedkoper. Ook twee andere financiële regelingen voor EU-werkers worden beperkt. Daarnaast is de positie van niet-eurolanden versterkt.
Weinig gevolgen voor de schatkist, maar wel voor de symboliek heeft de afspraak over de frase van de „steeds hechtere Unie” uit de EU-verdragen. Zonder het verdrag zelf te wijzigen, is afgesproken dat de woorden ”ever closer union” niet van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk.
Onduidelijk is wat de gevolgen kunnen zijn van de afspraak dat nationale parlementen kunnen klagen over Europese regelingen die in de maak zijn. Parlementen krijgen geen „rode kaart” waarmee ze een veto kunnen uitspreken, zoals Cameron eigenlijk wilde. Maar als de meerderheid van parlementen in de EU-lidstaten klaagt over een regeling, moeten de EU-ministers dat bespreken. Waarschijnlijk leidt deze regel niet tot grote veranderingen.
Peilingen
De opiniepeilingen voor het referendum van donderdag lieten de afgelopen maanden meestal een kleine meerderheid ten gunste van de EU zien, maar inmiddels lijkt een kleine meerderheid voor een Brits vertrek. Dat betekent dat de zogeheten brexit nog nooit zo dichtbij is geweest.
Als de kiezer voor een brexit stemt, begint Europa aan een heel nieuw hoofdstuk. Nog niet eerder heeft een lidstaat de EU verlaten. Het Verdrag van Lissabon wees daarvoor in 2009 voor het eerst een route aan (artikel 50). Kort gezegd komt die erop neer dat er afspraken over een vertrekregeling moeten worden gemaakt, wat twee jaar mag duren. Die afspraken betreffen in dit geval zaken als toekomstige handelsmogelijkheden tussen Groot-Brittannië en de EU, en andere vormen van samenwerking.
Het verdrag spreekt heel zakelijk over afspraken. Maar zodra politici die moeten maken, zijn er doorgaans allerlei emoties in het spel. Rond een brexit is het woord ”vechtscheiding” waarschijnlijk het best op zijn plaats.
Ook voor premier Cameron kan de uitslag gevolgen hebben. Als de kiezer echt voor een brexit stemt, komt ook Camerons exit ter sprake. Zijn plan om de Conservatieve Partij inzake Europees beleid te verenigen, zal dan mislukt zijn.
Maar eerst is donderdag het woord aan de Britse kiezer.
45 referenda over EU
Als het democratisch gehalte van de EU zou blijken uit het aantal volksraadplegingen die zijn gehouden over Europese kwesties, dan zit het wel goed. Sinds begin jaren zeventig schreven lidstaten zo’n 45 referenda over EU-vraagstukken uit.
Enkele in het oog lopende referenda.
Groot-Brittannië, juni 1975: De Britse kiezer geeft met 67 procent steun aan het Britse lidmaatschap van de Europese Economische Gemeenschap (EEG). Opvallend is de grote steun in Engeland (69 procent), waarbij die in Schotland (58) en Noord-Ierland (52) achterblijft. Momenteel zijn de verhoudingen precies andersom.
Denemarken, juni 1992: De kiezer stemt met 50,7 procent tegen het Verdrag van Maastricht. De opkomst is 83 procent, wat duidt op grote interesse. De leiders van de Europese Unie reageren geschokt. Het is de eerste keer dat de kiezer zich keert tegen de Europese integratie, die tot dan toe eigenlijk als vanzelfsprekend wordt ervaren.
In december 1992 krijgen de Denen enkele uitzonderingsopties, waarna de kiezer in mei 1993 met 57 procent instemt.
Het Verdrag van Maastricht wordt in één keer goedgekeurd in referenda in Ierland (69 procent) en Frankrijk (51 procent).
Ierland, juni 2001: De kiezer stemt met 54 procent tegen het Verdrag van Nice, met een opkomst van slechts 35 procent. Opnieuw gaat er een schok door het Europese establishment. De Ierse regering weet concessies los te krijgen, waarna in oktober 2002 63 procent akkoord gaat.
Frankrijk, mei 2005: De Franse kiezer keert zich in mei 2005 met 55 procent tegen het grondwettelijk verdrag. De opkomst is met 69 procent hoog.
Nederland, mei 2005: Drie dagen na de Fransen wijst de Nederlandse kiezer het verdrag met 62 procent van de hand (opkomst 63 procent). Voor Nederland is het het eerste referendum. De Nederlandse regering had al toegezegd de uitslag van het adviserende referendum over te nemen, en daarmee is het grondwettelijk verdrag in Brussel van tafel.
In diverse andere volksraadplegingen wordt het verdrag wel aangenomen, andere referenda worden afgelast. De tekst wordt later herschreven en verschijnt onder de naam Verdrag van Lissabon.
Ierland, juni 2008: De Ieren gaan ook twee keer naar de stembus voor ‘Lissabon’. In juni 2008 keert 53 procent zich tegen (opkomst 53 procent). Deze uitslag is een verrassing voor de opiniepeilers en zodoende ook voor de politiek.
Na onderhandelingen met Brussel en een doelgerichte campagne van de regering gaat de Ierse kiezer in oktober 2009 met 67 procent akkoord (opkomst 59 procent).
Nederland, april 2016: De Nederlandse kiezer keert zich met 61 procent tegen het EU-samenwerkingsverdrag met Oekraïne. De opkomst ligt met 32 procent net boven de vereiste 30 procent. Het is nog steeds onduidelijk welke consequenties deze uitslag krijgt.
Onzekerheid in Schotland en Noord-Ierland
Het doel van premier Cameron met het EU-referendum is zijn verdeelde Conservatieve Partij te verenigen rond Europa. Maar het gevolg kan zijn dat de Britse unie zelf uit elkaar valt.
In Schotland stemden de inwoners in september 2014 met 55 procent tegen nationale onafhankelijkheid. Maar daarmee verdween het strijdpunt niet, integendeel. De Schotse Nationale Partij (SNP) heeft alleen maar aan kracht gewonnen.
De SNP is een pro-Europese partij, die streeft naar een „onafhankelijk Schotland in Europa.” Mocht de kiezer voor een brexit stemmen, dan veranderen de omstandigheden zo dat de SNP binnen drie jaar een nieuw referendum over de Schotse zelfstandigheid wil.
Mocht Schotland zich dan daadwerkelijk afscheiden, dan wordt de grens tussen Schotland en Engeland weer heel zichtbaar. Zeker als Schotland zich later weer bij de EU voegt, wordt dit een Europese buitengrens, waar controles nodig zijn. Terwijl die grens sinds 1707 geen rol heeft gespeeld.
Wachthuisjes
In Noord-Ierland is de onzekerheid nog nijpender. De grens van Ierland en Noord-Ierland is de enige landgrens van Groot-Brittannië. Omdat Ierland bij de EU hoort, kunnen migranten gemakkelijk die grens bereiken en via Noord-Ierland het Verenigd Koninkrijk binnenkomen. In het geval van een Brits vertrek lijken grenscontroles tussen Ierland en Noord-Ierland ook waarschijnlijk. Want het afschrikken van immigratie is juist een van de reden voor een mogelijk vertrek uit de EU.
Grenscontroles –met de nodige wachthuisjes– roepen in Ierland en Noord-Ierland echter herinneringen op aan het bloedige conflict in de regio (van 1969 tot 2008). De afgelopen tien jaar is juist hard gewerkt om de Noord-Ierse burgeroorlog te vergeten en in vrede verder te leven. Het afbreken van wachttorens langs de grens als gevolg van de vredesakkoorden was een symbool van die vrede. Als een brexit leidt tot een nieuwe grens, dan voelt dit voor de Noord-Ieren als een stap terug.
De Ierse nationalisten in Noord-Ierland spreken daarom van een post-brexitreferendum. Dat moet gaan over de vraag: moet Noord-Ierland onder het gezag van de Engelse kroon blijven, of kan het beter bij de Ierse republiek worden gevoegd? En laat dit nu precies de kwestie zijn die in Noord-Ierland de afgelopen decennia zo veel geweld heeft opgeroepen.