Zo reageerde neuroloog prof. dr. Jan Veldink van het ALS-Centrum Nederland en het Hersencentrum van het UMC Utrecht woensdag.

Volgens Veldink gaat het bij de mogelijke oorzaken om een combinatie van genetische aanleg – „er zijn inmiddels ruim twintig genen vastgesteld waarbij een verandering op het gen de kans op ALS verhoogt” en omgevingsfactoren, zoals blootstelling aan schadelijke stoffen, levensstijl en dieet.

Die factoren komen ook aan de orde tijdens het onderzoek dat het ALS Centrum Nederland doet met universiteiten in Italië en Ierland. „Daarin wordt gevraagd naar de beroepen die de ALS-patiënt heeft uitgevoerd, maar ook wat hij heeft gegeten en hoe hij heeft bewogen voordat hij de ziekte kreeg.”

De optie dat mensen die aan schadelijke stoffen kunnen zijn blootgesteld, zoals boeren, hoveniers of chemisch laboranten, een licht verhoogd risico hebben, acht Veldink mogelijk, maar nog niet onomstotelijk vastgesteld. „Patiënten vragen soms of hun ziekte verband houdt met het feit dat zij met gif in aanraking zijn geweest.”

Veldink citeert een recente tweet van de Londense neuroloog prof. dr. Ammar Al-Chalabi: „Mooie studie waarin bloedspiegels worden gebruikt. Nu moeten we het herhalen.” Veldink: „Een tweede wetenschappelijke studie moet de uitkomsten van de eerste bevestigen. Die moet dan ook eenzelfde duidelijke uitkomst hebben.”