Cgk ’s-Gravenzande bestaat 100 jaar
De christelijke gereformeerde kerk te ’s-Gravenzande, in het Westland, bestaat honderd jaar. Het kerkgebouw, een gemeentelijk monument, is bijna net zo oud.
De Maranathakerk valt direct op als je vanuit Monster ’s-Gravenzande binnenkomt. Het gemeentelijke monument steekt boven de omringende gebouwen uit. Een roosvenster in de voorgevel en strips van lichter gekleurde stenen vormen versierende elementen in het strakke gebouw.
Naast de grote kerkdeur is een grote grijze steen ingemetseld, waarop met enige moeite te ontcijferen valt dat de eerste steen gelegd werd op 7 juli 1919. „Dat klopt niet”, zegt Arie Bruin, een van de samenstellers van het gedenkboek ”Van Rehoboth naar Maranatha”. „Uit de notulen blijkt dat de eerste steen is gelegd op 3 juli van dat jaar. Waarschijnlijk was de eerstesteenlegging gepland op 7 juli en hadden de bouwers geen tijd om te wachten.”
Hij en medesamensteller Jan van Onselen leggen uit dat het met de bouw van de kerk heel snel ging. „Nadat de gemeente in 1916 was geïnstitueerd en ds. D. Driessen in 1917 aan de gemeente was verbonden, groeide het ledental onstuimig”, vertelt Van Onselen.
Bruin: „In 1919 liet de gemeente voor ruim 28.000 gulden een kerkgebouw en pastorie neerzetten op de huidige plaats. Het werk begon half juni. Na zes maanden stonden de kerk en de pastorie er en op 18 december werd de kerk in gebruik genomen. De fout op de steen zal met die snelheid te maken hebben.”
Geen geld
Het kerkgebouw telde ongeveer 300 zitplaatsen. Door de grote toename van gemeenteleden was de kerk al snel te klein. De gemeente groeide van 250 leden in 1917 naar 580 bij het afscheid van ds. Driessen in 1928. Na een dieptepunt aan het einde van de Tweede Wereldoorlog steeg het aantal leden tot ruim 600 in de jaren 70 van de vorige eeuw. Met de ruimte was het behelpen, maar de gemeente had niet genoeg geld voor uitbreiding.
In 1948 werd het interieur van de kerk opgeknapt. Tijdens de ingebruikname deed zich een dramatisch moment voor. Ds. H. Velema, oud-predikant van de gemeente, die ook sprak, overleed plotseling op de kansel tijdens zijn rede over de ontmoeting van Jakob bij Pniël. „De prediker was ingegaan in zijn Pniël”, vermeldt het herdenkingsboek.
Bouwfout
De uitbreiding kwam er pas in 1984. Toen was het ook hoog tijd. Bruin: „Tijdens een storm hoorden de kerkgangers het kerkdak kreunen. Er werd een bouwfout in de kapconstructie ontdekt en er ontstonden scheuren in de muren. Men heeft toen gekozen voor een aanbouw om de kerk van die kant steun te geven. Aan de andere kant staat de pastorie tegen de kerk aan. Het aantal zitplaatsen bedraagt nu 380, inclusief de aanbouw. Bij de uitbreiding kreeg de kerk de naam Maranatha. Het interieur is na dertig jaar weer aan een opknapbeurt toe, momenteel worden hiervoor plannen uitgewerkt.”
Secularisatie
Het aantal zitplaatsen in de kerk is inmiddels ruimschoots voldoende. De kerk telt nu ruim 300 leden en de zondagse erediensten worden door zo’n 200 kerkgangers bijgewoond. Bruin: „Hier in het westen is de secularisatie overal merkbaar en we hebben ook te maken met de zuigkracht van andere gemeenten. Gelukkig is er nog redelijk veel jeugd in de kerk. De laatste tijd zijn er goede contacten met andere kerkelijke gemeenten. We hebben elkaar nodig.”
Ds. C. Agterhof, de laatste predikant van de gemeente (2007-2016), schrijft in het voorwoord van het herdenkingsboek: „Dat wij Gods liefde laten zien aan onze naasten. Dat we een stad op een berg zijn en een licht voor velen om te getuigen van Gods liefde. Laten wij hopen en bidden dat de tijd, die de gemeente nog krijgt, een rijk gezegende tijd zal zijn.”
>>cgksgravenzande.nl
Jubileumboek 100 jaar cgk ’s-Gravenzande
Op 22 april vond de herdenkingsdienst plaats ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de christelijke gereformeerde kerk te ’s-Gravenzande. Tijdens deze dienst waren ook de oud-predikanten ds. C. Agterhof, ds. W. Kok en ds. H. de Graaf aanwezig. Zij kregen het jubileumboek ”Van Rehoboth naar Maranatha” aangeboden. De uitgave is samengesteld door Arie Bruin, Jan van Onselen en Wim Pijl. Naar een inschatting van dit drietal is er 2100 uur in het schrijven van het boek gaan zitten. Van Onselen ontdekte in de notulen van de kerkenraadsvergaderingen tot zijn verrassing het handschrift van zijn opa, de dorpssmid, een geestelijke man die echter „beter met de voorhamer overweg kon dan met de pen.”
Het boek is te bestellen via de website van de kerk.