De charme van ouderwetse rode gietijzeren brievenbussen
Sommige souvenirs zou je wel willen hebben, maar zijn niet te koop. Zoals die ouderwetse rode gietijzeren brievenbussen. Ze roepen herinneringen op aan vroeger tijden.
Je ziet ze wel in verre landen. Koos Havelaar van het Museum voor Communicatie in Den Haag: „Al waren ze te koop, meenemen gaat niet. Die dingen wegen wel 400 kilo per stuk.” Soms sta je er plotseling oog in oog mee, op onverwachte plaatsen. Zoals bij De Dames, een gezellig lunchrestaurant in een modern winkelcentrum op Curaçao. Wie daar een vorkje prikt, doet dat pal voor het rode gietijzer. Eigenlijk is het een fantasieloze plek voor zo’n pronkjuweel. Elders staan ze op passender locaties, of juist in een treuriger omgeving.
Fort Zeelandia
Zo staat er in Suriname net zo’n exemplaar tegen de buitenmuur van het beruchte Fort Zeelandia, onder het bastion waar de Decembermoorden plaatsvonden. Het ding is er wat op de grote historische hoop terechtgekomen, in de buurt van het afgedankte standbeeld van Wilhelmina. Na de onafhankelijkheid in 1975 moest de gewezen vorstin het veld ruimen. Hup, weg ermee: naar een verlaten hoekje bij het fort.
Aan de andere kant van de wereld, in de Indonesische hoofdstad Jakarta, is er ook nog een exemplaar. Het gietijzeren gevaarte staat pontificaal te pronken voor wat ooit het hoofdpostkantoor van Batavia was. Nu is het nog steeds een ”Kantor Pos”. Jarenlang was dit exemplaar oranje overgespoten, in de kleur van de Indonesische posterijen, compleet met Indonesische tekst. Nu staat hij weer authentiek te zijn, strak in de rode lak. Honderden kilometers verderop, in de stad Jogjakarta, op Midden-Java, staat een afwijkend exemplaar. Hier zitten de gleuven aan de zijkant.
Ook Aruba heeft een exemplaar bewaard. Die staat naast het Nationaal Archeologisch Museum. Daar, aan de voet van de protserige Willem III Toren, valt hij amper op.
Industrieel erfgoed
Drs. Koos Havelaar, van huis uit kunsthistoricus, werkt parttime als conservator posthistorie in het Museum voor Communicatie in Den Haag. Hem kun je alles over de brievenbussen vragen, want hij is ook actief op het gebied van industrieel erfgoed. „En gietijzer valt ook onder industrieel erfgoed”, vult hij aan. De posthistoricus: „Die brievenbussen zijn loodzwaar, ze raken gemakkelijk uit balans, eigenlijk moet je ze vastklinken aan een muur. En als ze vallen, breken ze in stukken.” Havelaar weet moeiteloos te melden dat de bussen van het type op Curaçao –de eerste standaardbrievenbus– dienstdeden van 1850 tot 1965. „Vanaf 1960 kwam de kunststof ”tweelingbrievenbus” in gebruik. Gietijzeren afdankertjes werden wel naar overzeese gebiedsdelen verscheept, herinner ik me.”
Van groen naar rood
De eerste producent van de standaardbrievenbus was IJzergieterij L. I. Enthoven in Den Haag. „Dit bedrijf verwierf een eerste order van zeventig exemplaren, tegen een prijs van destijds 47 gulden per stuk.” De brievenbussen van 1850 waren eerst grachtengroen en stonden in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. In verband met de invoering van aparte postzegels voor drukwerk werd in 1869 in de bestaande standaardbrievenbussen een tweede inwerpgleuf voor drukwerk aangebracht.
Vanaf 1905 stortten ook andere ijzergieterijen zich op de grote gietijzeren brievenbus. „Toen veranderde ook de kleur; rood was de kleur van de posterijen. Er was, naast de standaardmodellen, ook een model met een gleuf aan de zijkant. Die is weer van lichter materiaal gemaakt.”
Staan er ook nog grote rode gietijzeren brievenbussen in Nederland zelf, of alleen nog maar bij De Dames op Curaçao en op andere plaatsen in de voormalige Nederlandse koloniën? Havelaar, geruststellend: „In Nederland zelf zijn er nog een kleine vijftien als monument in dorpen en op pleinen. Maar ook hier in ons museum in Den Haag.”