Buitenland

„Syriëgangers zijn niet zo religieus”

BRUSSEL. De aanslagen in Parijs en Brussel waren in belangrijke mate het werk van Belgische jihadisten. Hoe komt het dat het jihadisme bij onze zuiderburen zo goed lijkt te gedeien? En wat motiveert deze strijders? De Belgische terrorismedeskundige Rik Coolsaet deed er onderzoek naar.

Mark Wallet
9 April 2016 18:44Gewijzigd op 16 November 2020 02:46
Bloemen en kaarsen voor de slachtoffers van de aanslagen, op het Beursplein in Brussel. beeld AFP, Nicolas Maeterlinck
Bloemen en kaarsen voor de slachtoffers van de aanslagen, op het Beursplein in Brussel. beeld AFP, Nicolas Maeterlinck

Coolsaet stapt in zijn woonplaats Brussel nog altijd gerust op de metro of de bus. „Er verandert sinds de aanslagen niets aan mijn leefgewoontes”, stelt hij. Hooguit ervaart hij er wat ongemak van, bijvoorbeeld doordat het openbar vervoer in Brussel sinds de aanslagen na zeven uur ’s avonds stil ligt. „Dus moet ik vaker de auto pakken.”

Het mag laconiek klinken, maar de aanslagen gingen hem toch bepaald niet in de koude kleren zitten. „Ik ervaar ze als ontzettend pijnlijk, temeer omdat ik enkele slachtoffers goed kende. En ja, als ik op de Beurs loop, vliegt het me wel eens naar de keel.” De Beurs, dat is het plein waar de Brusselaars de doden met bloemen en kaarsen herdenken.

Het is voor Coolsaet nu echter ook het plein van een „serene, inclusieve sfeer. Alle mogelijke mensen komen er. Ik zie bijvoorbeeld gesluierde vrouwen lang stilstaan bij de bloemen. Ik hoop dat de sfeer van saamhorigheid daar het zal winnen van het politiek gekrakeel.”

Op dat gekrakeel, vol stoere taal en holle frases, heeft de terrorisme-expert het duidelijk niet. „Ik hoor weinig politici in ons land verbindende woorden spreken, zoals de Amerikaanse president Obama na het aanslag in Baltimore bijvoorbeeld deed. Hij benoemde toen ook de angst van moslims om tweederangsburgers te worden. Dát soort taal hebben we meer dan ooit nodig.”

Uw minister van Binnenlandse Zaken, Jan Jambon, bezwoer na de aanslagen in Parijs de Brusselse gemeente Molenbeek te zullen „opkuisen.” Is dat niet nodig?

„Het klinkt misschien vreemd, maar ik woon om de hoek bij Molenbeek en ken die gemeente ook als een warme gemeenschap. In mijn eigen gemeente, Jette, zijn er zeker niet zoveel lokale initiatieven als daar om de leefbaarheid te bevorderen. Dan is het heel pijnlijk als een minister zegt de boel wel eens te zullen opkuisen.”

Klaarblijkelijk hebben al die initiatieven de radicalisering van een groep inwoners niet tegen kunnen gaan.

„Het gaat steeds om dezelfde, kleine groep. Ik bestrijd dus ook het beeld dat Abdeslam (de recent opgepakte voortvluchtige dader van Parijs, MW) met steun van dé gemeenschap van Molenbeek is opgevangen, zoals het in de media klonk. Een kleine vriendenkring is genoeg om iemand verborgen te houden. Op een zolderkamer hoeft verder niemand je te zien.”

Het is een feit dat relatief veel Belgische jongeren naar Syrië trekken. Hoe komt dat?

„Er is grofweg sprake van twee groepen Syriëgangers. De grootste groep is bekend bij de politie vanwege diefstal of drugshandel. Het jihadisme geeft hen een doel en een idee van toekomst. Een kleinere groep heeft geen crimineel verleden, maar hoopt in Syrië een levensvervulling te vinden. Ze zijn ontevreden met hun leven in België. Wat beide groepen verbindt, is een gevoel van zinloosheid.”

Is dat gevoel in België groter dan elders?

„In januari waren er zo’n 470 jongeren vanuit België naar Syrië vertrokken. Dat is relatief veel. De perspectiefloosheid is niet iets typisch Belgisch. Ik denk echter dat de netwerken en vriendenkringen waarbinnen jongeren elkaar beïnvloeden heel belangrijk zijn. Die zijn in België sterk aanwezig. In het recente verleden speelde (de inmiddels verboden beweging, MW) Sharia4Belgium bijvoorbeeld een belangrijke rol in het warm maken van jongeren voor de jihad.”

Maar hoe komt het dat zo’n beweging juist in België voet aan de grond kreeg?

„Dat weet ik niet. Sharia4Belgium heeft ook in Nederland een afdeling willen beginnen, maar dat is niet gelukt. Feit is dat het gevoel van uitzichtsloosheid in België sterker aanwezig is dan in andere Europese landen. De sociaal-economische positie 
van personen met een migrantenachtergrond in België behoort tot de slechtste van alle EU-lidstaten.”

De onverdacht linkse Vlaamse schrijver Herman Brusselmans maakte zich recent boos over de opvatting dat sommige jongeren naar Syrië vertrekken „omdat wij hen niet goed hebben opgevangen en gediscrimineerd.” Hij vond dat flagrante onzin.

„En dat is het. Maar hij maakt er, als zovelen, een karikatuur van. Niemand beweert dat racisme, discriminatie of uitsluiting op zich ervoor zorgen dat iemand op het pad van de jihad beland. Een feit is echter dat bij een gedeelte van onze jeugd een gevoel van uitzichtsloosheid leeft, gevoed door het idee dat ze geen plek in onze samenleving hebben. Dat verklaart niet waarom er jongeren zijn vertrokken, maar wel waarom ze vatbaar zijn voor bepaalde subculturen.”

Er zijn veel jongeren in dezelfde uitzichtsloze situatie die niet radicaliseren.

„Dus is het netwerk waarin ze zitten is van cruciaal belang. Als ze in een goede familie opgroeien, dan krijgen ze te horen dat ze harder moeten studeren. Maar in een ander milieu is de stap naar het makkelijke geld van de drugswereld bijvoorbeeld snel gezet.”

U stelt dat religie nauwelijks tot geen rol speelt in de radicalisering van jongeren.

„Nee, religie ligt niet aan de wortel. Veel van de Belgische jongeren die naar Syrië vertrokken, waren nauwelijks religieus betrokken.”

Maar iemand gaat zich toch niet opblazen zonder de religieuze overtuiging dat er nog een leven na dit leven is.

„Religie speelt wel een rol, maar niet als motor. Ik wil wel geloven dat jongeren eenmaal in Syrië onder invloed komen van de ideologie van IS. Maar als we in het Westen nu de islam gaan bestrijden, slaan we de plank mis. De vraag is: waarom is iemand op bepaald moment gevoelig voor een radicaal discours?”

Dus moeten we stoppen met het aanpakken van radicale moskees en imams?

„Daar zou ik zeker geen prioriteit van maken. Moskees spelen nauwelijks een rol in de radicaliseringsprocessen. Die gaan veel meer via vriendenkringen of via internet, zo blijkt uit onderzoek.”

In het geval van Molenbeek wordt vaak het Centre Islamique Belge genoemd als aanjager van radicalisering vanaf de jaren negentig.

„Goed, maar het salafisme bestaat al tientallen jaren en leidt pas in het recente verleden tot de jihad. En nogmaals: ik constateer dat de Syriëgangers uit België helemaal niet zo religieus zijn.”

Hebben de Belgische inlichtingendiensten gefaald in de aanloop naar de aanslagen?

„Ik vind het niet fair dat de mensen van de diensten nu de zwartepiet krijgen toegespeeld. Er werken daar mensen 24 uur per dag en 7 dagen per week keihard aan onze veiligheid. Ze hebben naar mijn overtuiging gedaan wat ze konden, gelet op de beperkte middelen die ze hadden. Sinds de saneringen van 2008 is er sprake van een groot personeelstekort. Het is dan ook onmogelijk alle ex-Syriëgangers continue in de gaten te houden.”

Dus heeft de politiek gefaald?

„Dat zou ik zo toch niet zeggen. Ik denk dat we als samenleving hebben gefaald, en daar is de politiek een onderdeel van. We hebben niet voldoende beseft dat een grote groep jongeren in ons land het bijzonder moeilijk heeft, ook al is dat dus geen verschoning voor aanslagen.”

Is het volgens u te verwachten dat de Belgische samenleving over vijf jaar aanmerkelijk saamhoriger is?

„Elke terreurgolf begint een keer en houdt ook weer een keer op. Dat is een geruststellende zekerheid. Om herhaling van zetten te voorkomen zullen we echter niet met de armen over elkaar moeten gaan zitten.”


Vierde golf, geen nieuw fenomeen

Rik Coolsaet is hoogleraar internationale betrekkingen in Gent en geldt als autoriteit op het gebied van jihadisme en terrorisme. Recent schreeft hij voor het Egmont Instituut, het Belgische Clingendael, een rapport over de motieven van Belgische burgers om naar Syrië en het IS-kalifaat te trekken: ”Facing the fourth foreign fighters wave” (maart 2016). Coolsaet is sinds 2006 lid van het Europees Netwerk van Experts over Radicalisering (ENER).


Prof. dr. Rik Coolsaet

Prof. Coolsaet onderscheidt in zijn rapport ”Facing the fourth foreign fighters wave” vier elkaar overlappende golven van internationale jihad.

Eerste golf, vanaf de jaren tachtig: Strijders tegen de Sovjettroepen in Afghanistan. Zij werden de gewapende kameraden van Osama bin Laden.

Tweede golf, vanaf de jaren negentig: Strijders uit het Midden-Oosten die hun koffers pakten om geloofsgenoten in Bosnië, Tjetsjenië, Kashmir en de Filipijnen te ondersteunen.

Derde golf, vanaf 2003: De Amerikaanse invasie in Irak blaast het jihadisme nieuw leven in.

Vierde golf, vanaf 2012: Het begin van de Syrische burgeroorlog leidde tot de huidige generatie strijders en jihadisten.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer