Verkracht en verstoten
Het is slecht gesteld met de positie van Surinaamse kinderen. Zowel binnen als buiten het gezin worden zij onmenselijk behandeld, beledigd en mishandeld. „Er wordt zelfs op kleuterscholen nog veel te veel geslagen”, zegt Lilian Ferrier, directeur van het Bureau Kinderontwikkeling (BKO) in Paramaribo.
Marion is een twaalfjarig creools meisje met donkerbruine kijkers. Op het eerste gezicht is er niets mis met haar. Maar haar nog jonge geschiedenis is gruwelijk: ze werd verkracht door haar vader, verstoten door haar moeder en heeft maanden alleen over straat gezworven. Totdat ze door hulpverleners werd opgemerkt en in een kindertehuis werd geplaatst. Ook daar ging het niet goed, want na enkele maanden liet ze tegenover haar onderwijzeres los dat ze opnieuw werd misbruikt, deze keer door een mannelijke begeleider. Na bemiddeling door justitie en het BKO werd ze opgenomen in een speciaal opvanghuis voor kinderen die zijn misbruikt.
In dit tehuis, aan de rand van Paramaribo, woont ze nu ruim een jaar. Ze krijgt er professionele begeleiding en de rust en opvoeding die voor een kind zo belangrijk zijn. „Het gaat nu wel met me”, zegt ze verlegen. „Maar ik durf de straat niet op te gaan en ben bang om te praten met mensen die ik niet ken. Ik ga wel naar school en dat vind ik heel leuk.”
Volgens een begeleidster is Marion voor haar leven getekend door wat ze heeft meegemaakt. „Ze zal er nooit echt overheen komen. Het enige wat wij voor haar kunnen doen is haar weer een beetje vertrouwen geven in de mensheid, haar ervan overtuigen dat er niet alleen maar kwaadaardige mensen zijn. Haar de warmte en liefde geven die ze nooit heeft gekend. Zodat ze later in staat is aan het normale leven deel te nemen.”
Topje van de ijsberg
Het verhaal van Marion is een van de vele excessen die in Suriname het liefst geheim worden gehouden. De bekende gevallen zijn, naar wordt gevreesd, slechts het topje van de ijsberg. Zeker is in ieder geval dat het met de positie van veel Surinaamse kinderen slecht is gesteld. Mishandeling en bedreiging zijn schering en inslag. Het aantal dossiers over incestgevallen neemt ieder jaar schrikbarend toe. Ze kunnen door de strafrechtelijke instanties nauwelijks worden verwerkt. En als er iets aan het licht komt, is het maar de vraag of er ook passende maatregelen worden genomen. Tal van wetten om de rechten van het kind te beschermen liggen al jaren te wachten op behandeling door het parlement.
Volgens psycholoog Mike Wilson is er in Suriname geen sprake van een groeiend probleem. „Het komt nu alleen meer naar buiten. Juist door alle aandacht voor de positie van het kind valt het in de omgeving eerder op als een kind zich vreemd gedraagt of als er iets anders niet klopt. Daardoor wordt er sneller aan de bel getrokken. Aan de andere kant merk je echter ook dat mensen bang zijn om misstanden te melden. Vooral in de stad is de sociale controle die vroeger normaal was, aan het verdwijnen. Mensen denken alleen aan hun eigen kind. Stedelingen zijn eerder geneigd te denken: Ach, het is toch niet mijn kind.”
Gebrek aan zelfvertrouwen
Een directe oorzaak voor de wijze waarop Surinamers omgaan met hun kinderen weet Wilson niet aan te wijzen. „Sommigen wijten het aan het koloniale verleden, waarbij sprake was van onderdrukking. Deze vorm van onderdrukking zouden ouders weer op hun kinderen overbrengen. Maar ik geloof daar niet zo in. Het ligt veel dieper. Het komt vaak voort uit een collectief gebrek aan zelfvertrouwen. Ouders weten daardoor niet hoe ze met bepaalde situaties moeten omgaan.”
De psycholoog meent dat er sprake is van een eeuwenoud probleem dat niet van de ene op de andere dag de wereld uit kan worden geholpen. „Het gaat al generaties zo. In gezinnen is sprake van een bevelshuishouding en niet van een overleghuishouding. Kinderen worden niet geacht een mening te hebben, worden nergens bij betrokken. Tot hun zesde jaar worden ze vaak vertroeteld, daarna worden ze als lastig ervaren omdat ze mondiger worden. Surinamers dulden echter geen tegenspraak. Dat is in alle lagen van de bevolking zo. Niet alleen binnen gezinnen, maar ook bijvoorbeeld in de politiek. Kritiek wekt woede op. In de politiek leidt dat tot scheldpartijen, binnen het gezin tot onderdrukking en geweld.”
Ook binnen het onderwijs wordt volgens Wilson weinig respect getoond voor het kind. „Bijna de helft van de leerkrachten geeft toe wel eens een corrigerende tik of klap uit te delen. Maar er zijn ook gevallen bekend dat een leerling wordt afgetuigd door een leraar. De leerling zal daar niet over klagen, uit angst voor represailles, en ook ouders grijpen niet in. Die denken meestal dat hun kind het wel verdiend zal hebben. Ze begrijpen niet dat geweld geweld uitlokt. Het werkt criminaliteit in de hand. Zo’n kind groeit op in een wereld waarbij het hanteren van fysiek geweld normaal is en gaat het op den duur ook gebruiken. Dat blijkt wel uit het feit dat het jeugdcellenblok van de politie overvol zit.”
Opgroeien zonder liefde
Politie-inspecteur Jason Winter vreest ook dat de oorzaak van veel problemen van criminele tieners terug te leiden is naar de opvoeding. „Negentig procent van de jongeren die wegens geweldsdelicten vastzitten, is zelf thuis of op school regelmatig geslagen en mishandeld”, zegt hij bezorgd. „Het zijn vaak heel lieve, normale kinderen, maar ze zijn opgegroeid in een abnormale wereld waarin liefde ontbrak.”
Het verblijf in een politiecel doet de meeste kinderen geen goed. Suriname staat wat de behandeling van jeugdige delinquenten betreft internationaal op de zwarte lijst. Niets wat zou moeten deugen, deugt. Er is onvoldoende begeleiding, er zitten veel te veel kinderen in één cel en de hygiënische omstandigheden zijn erbarmelijk. „Niet bepaald een omgeving waar je tot inkeer komt”, zegt Winter. „En zodra een kind weer op vrije voeten is, zijn er nauwelijks instanties die zich erover ontfermen. Dat is natuurlijk vragen om nieuwe problemen.”
De huidige slechte economische situatie in Suriname werkt volgens zowel Winter als Wilson in de hand dat de jeugd het kind van de rekening wordt. Psycholoog Wilson: „Het salaris dat je met een normale baan verdient is onvoldoende om van te leven, zeker voor een gezin. Dus nemen veel vaders een tweede baan en gaat de moeder ook werken. Kinderen zijn vaak alleen thuis en als de ouders thuiskomen zijn ze te moe om zich met de opvoeding bezig te houden. Kinderen worden dus volledig aan hun lot overgelaten, krijgen niet de ouderlijke liefde die ze zouden moeten krijgen en leren niet de normen en waarden die ze zouden moeten leren.”
Taalprobleem
Bij de Verenigde Naties is de positie van het Surinaamse kind niet onopgemerkt gebleven. Twee jaar geleden sprak een speciale commissie haar bezorgdheid hierover uit en deed diverse aanbevelingen. Zo schiet het onderwijs op vele terreinen tekort. Niet alleen de losse handjes van leerkrachten zijn een punt van zorg, ook aan het niveau van het onderwijs zelf schort het. In het multi-etnische Suriname, waar tientallen verschillende talen worden gesproken, is het Nederlands de verplichte instructietaal.
„Veel kinderen die voor het eerst naar school gaan, hebben nog nooit een Nederlands woord gehoord omdat er thuis alleen maar Surinaams, Javaans of Sarnami -de taal van de Hindoestanen- wordt gesproken. Dus die beginnen direct met een achterstand”, legt Wilson uit. „Er wordt al jaren voorgesteld om in de eerste twee schooljaren wat flexibeler om te gaan met de taalkeuze, maar de politiek wil daar niet aan. Het is op de meeste schoolpleinen zelfs verboden om een andere taal dan het Nederlands te spreken. Doet een leerling dat toch, dan krijgt hij niet zelden een draai om de oren. Zo’n kind raakt dubbel gefrustreerd: in de klas kan het niet meekomen en buiten wordt het gestraft omdat het de taal spreekt die hij of zij begrijpt.”
BKO-directeur Lilian Ferrier begrijpt niet dat de politiek in het land zich niet druk maakt over de alarmerende geluiden en over de kritiek van de VN-commissie. „Je verwacht dat de regering naar deze dingen gaat kijken. Maar dat gebeurt niet. Er wordt alleen maar over gepraat en verder wordt er geen aandacht aan besteed.”
Wildgroei
Marieke Verhoeven, een Nederlandse vrijwilligster die enkele jaren in verschillende kindertehuizen heeft gewerkt, vindt dat het te ver gaat om de politiek alle schuld in de schoenen te schuiven. „Natuurlijk moeten er maatregelen worden genomen. Maar laten ze beginnen met een einde te maken aan de wildgroei onder de tehuizen. Iedereen die een kamertje over heeft kan hier kinderen opvangen. Er wordt geen opleiding gevraagd, geen onderzoek gedaan of de locatie wel geschikt is, helemaal niets. Soms zijn de intenties goed, maar nog vaker hebben de initiatiefnemers de hoop dat ze op die manier geld kunnen krijgen van gulle gevers in Nederland. Geld dat uiteraard niet de kinderen ten goede komt, maar dat in de eigen zak wordt gestopt.
Maar dat is nog niet eens het ergste. Ik heb hier in een kindertehuis gewerkt waar van de hoofdbegeleider bekend is dat hij pedofiel is. Iedereen weet het, maar niemand doet er wat aan. Toen ik daar met een begeleidster over sprak, werd ze zelfs boos. Waar maak je je druk om, zei ze, hij is toch lief voor de kinderen? Ik ben daarop naar de politie gestapt, maar daar zeggen ze niets te kunnen doen als er geen aanklacht is. Die kinderen zullen echter nooit aangifte doen, uit angst voor die man en omdat ze bang zijn dat ze op straat komen te staan. Dat laatste vinden ze kennelijk erger dan misbruikt te worden.”