Dat zegt Charlotte Verberne, chirurg in opleiding die woensdag promoveert aan de Rijksuniversiteit Groningen. Verberne deed onderzoek naar mensen met dikkedarmkanker en endeldarmkanker. Elk jaar worden zulke tumoren gevonden bij ongeveer 13.000 mensen in Nederland. Bij de meesten wordt een deel van de darm tijdens een operatie weggehaald. Van hen krijgt ongeveer een kwart toch een uitzaaiing.

De huidige richtlijn bepaalt dat artsen het bloed van behandelde patiënten om de drie tot zes maanden moeten controleren. Er is geen regel wat ze moeten doen als de bloedwaarden veranderen. De ene arts komt wel in actie, de ander niet, „want de waarden kunnen per patiënt verschillen en niet elke stijging betekent ook echt iets”, zegt Verberne.

Verberne keek wat er gebeurde als patiënten om de twee maanden worden gecontroleerd en als ze direct worden gescand wanneer de bloedwaarden stijgen. Conclusie: 35 procent van de gevonden tumoren is nog te behandelen, terwijl dat bij de huidige methode 22 procent is.

Verberne kan nog niet zeggen of eerder opsporen ook betekent dat mensen langer in leven blijven. Het zou ook kunnen dat ze na een nieuwe behandeling even oud worden als zonder ingreep, maar betere laatste levensjaren hebben.