Buitenland

Westerse politiek in Kosovo faalt

Het geweld eind vorige week in de Servische provincie Kosovo tussen Serviërs en Albanezen heeft de internationale gemeenschap weer eens keihard met de neus op de feiten gedrukt. Vijf jaar verzoeningspolitiek heeft vrede tussen de twee bevolkingsgroepen geen stap dichterbij gebracht.

26 March 2004 10:22Gewijzigd op 14 November 2020 01:04

De buitenlandcoördinator van de Europese Unie, Javier Solana, toonde zich woensdag „geschokt” toen hij met eigen ogen de gevolgen van het geweld van de afgelopen week aanschouwde. Solana was in Kosovo om stil te staan bij het feit dat het op die dag precies vijf jaar geleden was dat de bombardementen op Servië waren begonnen - een actie die een einde maakte aan de Servische onderdrukking van de Albanese meerderheid in Kosovo. Een dag eerder had Solana zijn excuses aangeboden voor „het feit dat de minderheden, in het bijzonder de Servische minderheid, niet goed zijn beschermd in Kosovo.”

Veel meer dan zijn tekortkomingen erkennen kon Solana ook niet. Bij het recente geweld, waarbij in totaal 51.000 mensen waren betrokken, kwamen 28 personen om het leven en vielen zo’n 600 gewonden. Verder werden ten minste zeven Servische dorpen, 286 huizen en dertig kerken en kloosters in brand gestoken. Ongeveer 3500 Serviërs werden van huis en haard verdreven. En dat ondanks de aanwezigheid van 17.500 KFOR-soldaten.

Niet geheel onbegrijpelijk spraken de Serviërs na afloop van „etnische zuivering”, hoewel dat de leider van de VN-missie in Kosovo, de Fin Harri Holkeri, te ver ging. Zijn opmerking voor een Amerikaanse radiozender dat „ook een paar Servisch-orthodoxe kloosters verwoest” waren, viel bij veel Serviërs terecht in slechte aarde.

Etnische zuivering of niet, de eruptie van geweld heeft pijnlijk duidelijk gemaakt dat het Kosovo-beleid van de afgelopen vijf jaar -gericht op een stabiele, democratische en multi-etnische samenleving- jammerlijk heeft gefaald en dat vrede verder weg is dan ooit. Verantwoordelijk daarvoor zijn niet alleen de Serviërs en de Albanezen, maar ook de internationale gemeenschap zelf.

Na de 78 dagen durende bombardementen van 1999 legden de Verenigde Naties in resolutie 1244 vast dat Kosovo onderdeel moest blijven van Servië, maar tijdelijk onder internationaal bestuur zou komen te staan, totdat alle partijen het eens zouden zijn over de definitieve status van het gebied. ”Standards for status”, luidde steeds het devies. Eerst moest in Kosovo worden voldaan aan een aantal basisvoorwaarden -een functionerend bestuur, gegarandeerde rechten voor minderheden, reïntegratie van de Serviërs- voordat er een besluit zou worden genomen over de definitieve status van de provincie.

De onzekerheid over die status van Kosovo heeft het ’vredesproces’ echter geen goed gedaan. De Albanezen -wie in resolutie 1244 ook een verregaande vorm van autonomie werd toegezegd- willen tegenwoordig nog maar één ding: een volledig onafhankelijk Kosovo - een eis die op internationaal niveau weinig is tegengesproken. Bij de Albanezen zijn de nodige verwachtingen gewekt en die willen zij verwezenlijkt zien. De van guerrillaleider tot politicus bekeerde Ramush Haradinaj bagatelliseerde het recente geweld dan ook door het te omschrijven als een „oproer” tegen de in zijn ogen ondraaglijke status quo.

Voor Serviërs kan van onafhankelijkheid echter geen sprake zijn. Kosovo blijft voor de meesten van hen de bakermat van de Servische cultuur, het Jeruzalem van Servië. Dat er nog maar 80.000 volksgenoten in Kosovo over zijn -meer dan 200.000 Serviërs vluchtten in 1999 richting Belgrado- tegenover 1,8 miljoen Albanezen, doet aan dat feit geen afbreuk. De Servische premier, Vojislav Kostunica, wil Kosovo opdelen in kantons. Vijf daarvan in het noorden -waar de Serviërs zijn geconcentreerd- zouden niet langer onder het Unmik-bestuur maar rechtstreeks onder Belgrado moeten vallen. De overige kantons -ongeveer tweederde van het grondgebied- zouden autonomie moeten krijgen, maar niet geheel los van Servië.

De problemen tussen Serviërs en Albanezen worden versterkt door de ellendige economische omstandigheden. De internationale gemeenschap is er niet in geslaagd de broodnodige economische randvoorwaarden voor een stabiel politiek klimaat te scheppen. Veel potentiële investeerders laten de regio begrijpelijkerwijs links liggen vanwege de onzekere toekomst. Dat heeft ertoe geleid dat in beide gemeenschappen duizenden werkloze jongeren rondlopen, die bij gebrek aan inkomen en toekomstperspectief naar minder wettige vormen van tijdverdrijf gaan zoeken.

De haat tussen Serviërs en Albanezen -die wordt gevoed door de miserabele sociale omstandigheden- maakt een samenleven tussen beide bevolkingsgroepen onmogelijk, alle mooie multi-etnische idealen ten spijt. Het Westen zou er dan ook verstandig aan doen zijn eigen beleid ten aanzien van Kosovo eens kritisch onder de loep te nemen. Een besluit over de definitieve status van Kosovo zou voor alle partijen duidelijkheid verschaffen en een einde maken aan bestaande illusies. Pas dan kan echt worden begonnen aan de wederopbouw.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer