Salafisme verbieden: een hellend vlak?
Een jongen van 14 heeft nog maar één droom: naar Syrië. Een ander scheldt zijn ouders uit voor ongelovigen omdat ze niet genoeg bidden. En complete gezinnen zijn uitgereisd naar jihadistische oorden. „Erger dan dit kan het niet worden”, zegt PvdA-Kamerlid Marcouch. Zijn remedie: verbied alle salafistische organisaties. Maar zo’n paardenmiddel stuit op veel weerstand. Zijn er alternatieven?
Het probleem
Nederland is in de ban van het salafisme. Althans, dat zegt het PvdA-Kamerlid Marcouch. Hij baseert zijn mening op rapporten van de AIVD en op „eigen waarneming.”
Wat ziet hij dan? „Ik zie dat gezinnen kapotgaan. Jongeren komen onder invloed van salafistische predikers en zeggen vervolgens dat hun pa en ma heidense leefgewoonten hebben. Het leidt ook tot echtscheidingen. Daar zijn dramatische voorbeelden van.”
Verder worden er niet alleen salafistische moskeeën gebouwd, maar proberen salafisten volgens Marcouch ook te infiltreren in bestaande moskeeën. „Een voorbeeld is moskee Al-Karama in Amsterdam. Die is overgenomen door salafisten. En wat dacht je van de regio Haaglanden? Daar zijn salafistische groepen op dit moment leidend.” En dan is er nog recente onrust over moskeeorganisatie alFitrah in Utrecht, waar imam Suhayb Salam de scepter zwaait.
Dit soort leiders is opvallend vaak van Syrische of Egyptische afkomst, constateert Marcouch – terwijl de meeste moslims in Nederland Marokkaans of Turks zijn. Op die laatstgenoemde groep heeft het salafisme weinig vat, maar op Marokkaanse jongeren wel. „Zij vormen het voetvolk, samen met wat bekeerlingen”, zegt Marcouch.
De verbreiding van het salafistische gedachtegoed is het duidelijkste voorbeeld hoe ideeën uit het Midden-Oosten wortel hebben geschoten in Nederland. Het is al een paar decennia aan de gang. „Sinds de jaren 80 hebben Saudi-Arabië en de golfstaten heel structureel en systematisch gewerkt aan de verbreiding van het salafisme”, weet Marcouch.
Pas de laatste jaren komt het salafisme onder een vergrootglas te liggen. Veel te laat, wat de van oorsprong Marokkaanse Marcouch betreft. „Eerder waren we druk met de lange arm van de koning van Marokko, en de lange arm van Turkije. Wat hadden die hier eigenlijk niet voor het zeggen? Maar helaas hadden we zelden oog voor de nog veel langere arm van het wahabisme en het verwante salafisme. Als je je wilt bekeren tot de islam, is salafistische informatie het eerste wat je tegenkomt op internet. Die campagne is enorm agressief.”
Daar komt nog bij dat salafisten het ultieme gelijk claimen, zegt Marcouch. „Ze zeggen: de salafist is verheven boven iedereen. Ze zien zichzelf als de ware moslims en voeden mensen met haat tegen iedereen die anders is.”
De achtergrond
Een belangrijke onderliggende vraag voor moslims is: hebben salafisten gelijk met hun stelling dat ze de ware islam vormen? Dat beweren in elk geval veel salafisten zelf. Onlangs nog deed de bestuursvoorzitter van de as-Soennahmoskee in Den Haag, de grootste salafistische organisatie van het land, een duit in het zakje. „Het salafisme ís de islam”, zei hij.
Het is op zich logisch dat een salafist dat zegt: hij wil immers de ”al-salaf al-salih” navolgen, de ”vrome voorgangers” die volgens de overlevering in de tijd van Mohammed leefden. Zij lieten zien hoe de islam is bedoeld, en daarom is het navolgen van hen, ofwel het aanhangen van het salafisme, de enige juiste weg voor een moslim.
Maar die visie bestrijdt Marcouch met alles wat in hem is. Het salafisme is juist een minderheid binnen de „mainstream-islam”, betoogt hij. En het gaat ook niet terug tot Mohammed. „Het komt voort uit het wahabisme, dat de staatsreligie is in Saudi-Arabië. Dat wahabisme dateert van het eind van de 18e eeuw. Het is dus helemaal niet zo oud. En hun grote leermeester van langer geleden, Ibn Taymiyya, leefde in de 14e eeuw – dus ook eeuwen na Mohammed.”
Een tussenpositie neemt Nourdeen Wildeman in, een Nederlandse bekeerling tot de islam en veelgevraagd spreker op islamitische bijeenkomsten, maar geen salafist. Wildeman zegt niet dat het salafisme gelijkstaat aan dé islam, maar ook niet dat het een nieuwe uitvinding is. „Het gaat al vele eeuwen terug, tot de ”ahl al-hadith” (de ”mensen van de overlevering”, een beweging die zo’n 200 jaar na de dood van Mohammed zeer invloedrijk was, JH).”
Bovendien relativeert hij de stelligheid van salafisten. „Iedere religie zegt toch dat de eigen religie dé waarheid is? Bovendien: in de Koran wordt erkend dat andere mensen andere religies hebben én dat ze niet onder dwang bekeerd mogen worden. Het is onzin om te stellen dat het salafisme dat deel van de Koran zou ontkennen.”
Wie heeft er gelijk? Het is vooral een interne islamitische discussie. Feit is dat het salafisme in elk geval voor Nederland relatief nieuw is.
Het paardenmiddel
De vraag is niet langer of het Midden-Oosten aanwezig is in Nederland. Dat is duidelijk het geval, onder meer via Saudisch geld (deel 1 van deze serie) en via ambivalente gevoelens richting het Westen onder groepen allochtonen (deel 2). De vraag is vooral of deze situatie handelen vergt of niet. En zo ja, wat dit handelen dan moet zijn. Daarover is nog lang geen eenduidigheid in Nederland, ook niet in de politiek.
Voor Marcouch is het wél helder. Hij pleit voor een paardenmiddel: een verbod op alle salafistische organisaties. Zover is het nog lang niet, maar een meerderheid van de Kamer ging onlangs wel akkoord met een onderzoek naar de haalbaarheid van zo’n verbod. Ook de drie christelijke partijen stemden voor zo’n onderzoek.
„De salafistische propaganda kán niet anders zijn dan in strijd met de wet”, verdedigt Marcouch zijn motie. „Het is geen theologische geloofsstroming, maar een ideologische beweging die uit is op macht. Dat blijkt uit hun hele voorkomen: ze streven een staat na, zijn antidemocratisch en kennen geen taboe op geweld.”
Voor bekeerling Wildeman is het ook duidelijk: een dergelijk verbod is „een gevaarlijke en slechte ontwikkeling.” Volgens hem heeft Marcouch een „simplistisch beeld” van het salafisme. „In wetenschappelijk onderzoek wordt expliciet melding gemaakt van een groot deel van het salafisme dat apolitiek is.” (Zie ”Drie soorten salafisten”.)
Sommige aspecten van het salafisme, zoals onderscheid tussen man en vrouw, komen volgens hem bovendien in alle drie de monotheïstische religies voor. „Als ik een gereformeerd christen was en ik zou lezen dat op basis van dit argument een totale religieuze denominatie verboden dreigt te worden, zou ik mij grote zorgen maken. Het gaat dan niet meer om het verrichten van strafbare feiten, maar om het behoren tot een specifieke denominatie.”
De bekeerling staat lang niet alleen met die kritiek. Ook Thijl Sunier, hoogleraar aan de Vrije Universiteit en islamdeskundige, wil niets weten van een verbod. Hij komt met het argument van het hellende vlak: het is gevaarlijk als „de staat zich steeds vaker de rol van waardepolitie aanmeet en bepaalt wat we moeten vinden”, schreef hij onlangs in de Turkse krant Zaman Vandaag.
Salafisten hebben net als andere moslims ideeën over goed en kwaad, over hoe je als moslims dient te leven, stelt Sunier. „Dit is nu typisch zo’n onderwerp waar de overheid en de Tweede Kamer zich juist niet mee moeten bemoeien en meer vertrouwen moet hebben in de kracht van de discussie onder moslims. Een verbod is een teken van zwakte, angst en vooral van fundamenteel wantrouwen.”
Zelfs Ibrahim Wijbenga, bekend als jongerenwerker en verlicht moslim, en doorgaans een steunpilaar voor Marcouch, vindt een verbod te ver gaan. Zijn argument: met een verbod wordt het nóg moeilijker om contact te houden met deze groepen.
Het alternatief
Een andere oproep van Marcouch krijgt wél bij veel deskundigen de handen op elkaar. Dat is de oproep aan de islamitische gemeenschap om binnen eigen kring de salafisten van een weerwoord te voorzien. Bijvoorbeeld, heel concreet, als het gaat om het verlangen naar een kalifaat. „De gemiddelde moslim wil zo’n kalifaat, maar als je radicalisering tegen wilt gaan, moeten we de discussie aangaan over dit soort ideeën”, vindt Marcouch. „Veel mensen hebben bij het kalifaat een idee van een romantische heilsstaat waarin geen onrecht is en iedereen te eten heeft. Je zou kunnen zeggen: in zo’n heilsstaat leven we al, hier in Nederland. Daar heb je helemaal geen kalifaat voor nodig.”
Ook het idee dat de salafist een trapje hoger zou staan dan anderen, moet volgens hem keihard worden aangepakt, net als andere salafistische overtuigingen die volgens hem niet in een democratie passen.
Maar die bestrijding lijkt de meeste kans van slagen te hebben als ze in eigen kring gebeurt. Antropoloog en salafismekenner Ineke Roex stelde eerder dat „de grootste bestrijders van het jihadisme” in de salafistische beweging zelf zitten. Nourdeen Wildeman citeert haar met instemming.
Bovendien, zegt Wildeman, zijn er al een hoop juridische middelen beschikbaar. „In Nederland is het oproepen tot haat en het ronselen voor de gewapende strijd al strafbaar én hier zijn ook al mensen voor opgepakt en veroordeeld”, zegt hij.
Maar of dat genoeg is, is geen uitgemaakte zaak. VVD-burgemeester Van Aartsen van Den Haag ziet er wel wat in: hij wil misstanden met huidige juridische middelen aanpakken, maar geeft tegelijk de as-Soennahmoskee de ruimte om, op haar eigen salafistische manier, jongeren die naar Syrië willen op andere gedachten te brengen. Maar zijn eigen partij ziet dat helemaal niet zo zitten. Eenzelfde kloof loopt door de PvdA.
Het zou al flink helpen als salafisten zelf inzien dat ze écht de discussie in eigen gelederen moeten openen, zei Ibrahim Wijbenga onlangs in een opinieartikel in Het Parool. „Wees transparant en open”, zo roept hij de moskeebesturen op. Maar Wijbenga is, op Marcouch na, ongeveer de laatste moslim van wie de doorsneesalafist wat zal aannemen. De „haatpleidooien” van deze politici zijn juist onderdeel van het probleem, fulmineert het bestuur van de as-Soennahmoskee. „Ze wakkeren nog meer haat en afkeer aan. Ze drijven onze samenleving naar de afgrond en plaatsen ons in een voortdurende staat van achterdocht en wantrouwen.”
Kortom, het kan zomaar nog een hele tijd duren voordat er een eensluidende en werkende strategie is voor de omgang met het salafisme.
De ene salafist is de andere niet
De term salafisme verwijst naar ”al-salaf al-salih”, ofwel de rechtvaardige voorouders die moeten worden nagevolgd. Dat zijn vanzelfsprekend de profeet Mohammed, zijn metgezellen en directe opvolgers. Maar onder hedendaagse salafisten zijn veel verschillen. Deskundigen onderscheiden drie hoofdgroepen.
1 De eerste groep vormen de apolitieke salafi’s, die zich niet met politiek bemoeien en onomwonden verklaren tegen elke vorm van terrorisme te zijn. De zuivere islam wordt bij hen voornamelijk theologisch ingekleurd. In Nederland zijn zij in alle grotere steden te vinden.
2 De tweede groep zijn de politieke salafi’s, die eveneens geweld afwijzen, maar wel antidemocratisch zijn. In Nederland zijn er verschillende moskeeën met deze signatuur, zoals de El Tawheedmoskee in Amsterdam en de as-Soennahmoskee in Den Haag, hoewel de toon van met name de laatste moskee gematigder is geworden.
3 De derde groep bestaat uit de jihadisten, die geweld propageren en eventueel ook gebruiken. In Nederland zijn zij niet bovengronds georganiseerd. De naar schatting 200 moslims die vanuit Nederland naar Syrië en Irak zijn vertrokken om daar te vechten, horen bij deze groep.
serie Het Midden-Oosten in de achtertuin
Conflicten in het Midden-Oosten zijn geen ver-van-ons-bedshow meer. Dezelfde denkbeelden die daar hele landen in brand zetten, leven ook hier. Een verkenning in drie delen. Vandaag het slot: de strategie tegen salafisten.