De oorlog in Syrië gaat in maart zijn zesde jaar in. Door het conflict is de landbouwproductie ingestort en zijn er weinig voedselvoorraden. Het is echter van belang dat het land zelf voedsel blijft produceren nu er steeds meer mensen honger lijden.

De oproep om de boeren te steunen komt vlak voor een internationale donorconferentie voor Syrië op 4 februari in Londen, bijeengeroepen door Groot-Brittannië, Duitsland, Noorwegen, Koeweit en de Verenigde Naties.

„Het conflict heeft de landbouwsector gedecimeerd, en dat heeft ernstige gevolgen voor de voedselproductie en de markten”, zegt FAO-directeur José Graziano da Silva. „De helft van de Syriërs in het land heeft te weinig eten. Een op de drie mensen is niet in staat basisvoedsel te kopen.”

Op sommige markten in Syrië zijn de prijzen van tarwemeel en rijst met respectievelijk 300 en 650 procent gestegen in achttien maanden tijd. „Syrië moet zelf zo veel mogelijk voedsel produceren, want met hulpgeld alleen is het niet mogelijk iedereen te eten te geven”, zegt Graziano da Silva, die vreest dat nog meer boeren in de komende tijd hun bedrijf zullen verlaten en vluchten.

Syrische boeren kunnen geen zaden en kunstmest meer kopen. De veeteelt heeft problemen omdat er niet genoeg veevoer is en veeartsenpraktijken gesloten zijn. Ook de markten en distributiesystemen zijn ontregeld.

De Syrische boeren zijn nu vooral vrouwen, zegt Laurent Thomas, plaatsvervangend directeur voor technische samenwerking bij de FAO. „Zij maken inmiddels 63 procent uit van het personeel in de sector en vormen de ruggengraat van de Syrische voedselvoorziening.”

De Syrische landbouwsector overeind houden is aanzienlijk goedkoper dan het importeren van voedselhulp. Met 100 dollar steun kan een boer een ton graan produceren, terwijl het veel duurder is om dezelfde hoeveelheid te importeren.