Werkstraf moet vooral op tijd af
UTRECHT (ANP). Toen de werkstraf werd ingevoerd in de jaren 70, was het de bedoeling dat de uit te voeren straf iets te maken had met het gepleegde misdrijf. Vandalen hun eigen troep laten opruimen. Mensen die een ernstig verkeersmisdrijf hebben begaan, laten werken in de buurt van een revalidatiecentrum.
Maar nu, veertig jaar later, is dat idee op de achtergrond geraakt, voornamelijk vanwege de grote hoeveelheden werkstraffen die opgelegd worden: zo’n 35.000 per jaar.
„Het is vandaag de dag belangrijker dat taakstraffen worden uitgevoerd binnen de tijd die ervoor staat”, aldus algemeen directeur Sjef van Gennip van Reclassering Nederland. Gebeurt dat niet, dan hoeft de dader de straf niet meer uit te voeren.
De laatste jaren is slachtoffergericht werken wel steeds belangrijker geworden bij de reclassering, bijvoorbeeld door gesprekken of andere vormen van contact te faciliteren tussen dader en slachtoffer. Het is de bedoeling dat dat de komende tijd nog verder uitgebreid wordt, bijvoorbeeld door slachtoffers te betrekken bij het bepalen van de vorm van een werkstraf.
Daarover zijn gesprekken gaande met onder meer Slachtofferhulp Nederland en het Openbaar Ministerie. Van Gennip geeft een voorbeeld van een al gemaakte afspraak: „Een jongen die een auto heeft vernield, die heeft afgesproken met het slachtoffer dat hij een jaar lang elke zaterdag zijn auto komt wassen.”
Werkstraffen kunnen worden opgelegd voor misdrijven waar maximaal zes maanden celstraf op staat, bijvoorbeeld mishandeling, stalking of vandalisme.
Volgens Van Gennip zijn de effecten van een gevangenisstraf over het algemeen zwaarder dan die van een taakstraf. „Je wordt uit het systeem gehaald als je de cel in moet. Je raakt je werk kwijt, en mogelijk je huis. De kans op recidive is een stuk hoger dan bij werkstraf”, weet Van Gennip: 70 a 80 procent bij gevangenisstraffen versus 50 procent bij een werkstraf.