Buitenland

Inwoner Molenbeek: Ja, er kan hier een keer een kogel passeren

SINT-JANS-MOLENBEEK. Hypocriet, vindt antropoloog prof. Johan Leman het Franse gewijs naar zijn woonplaats Sint-Jans-Molenbeek na de recente aanslagen in Parijs. „Waarom moeten er altijd schuldigen worden gezocht voor collectieve fouten?” Leman waarschuwde intussen al in de jaren 90 voor jihadistische invloeden in Molenbeek.

Mark Wallet
5 December 2015 12:58Gewijzigd op 15 November 2020 23:51
SINT-JANS-MOLENBEEK. Politieacties in Sint-Jans-Molenbeek, vorige week. Dit is het Molenbeek dat velen voor ogen staat. beeld EPA
SINT-JANS-MOLENBEEK. Politieacties in Sint-Jans-Molenbeek, vorige week. Dit is het Molenbeek dat velen voor ogen staat. beeld EPA

Toen Johan Leman in 1981 directeur werd van integratiecentrum Foyer in Sint-Jans-Molenbeek kreeg hij op zijn eerste werkdag direct te maken met een inbraak en enkele opmerkelijk bezoekers. „Dat eerste scheen vrij normaal te zijn”, lacht Leman op zijn kamer. Daarnaast kwamen enkele „drugsjongens” langs die om geld kwamen vragen: een soort beschermingstoeslag.

Leman: „Ik heb hun een kopje koffie aangeboden en hun beleefd uitgelegd dat hier nu een nieuwe directie zat en dat we niet van plan waren met geld over de brug te komen. Ik heb nooit meer bezoek gekregen.” Hij wil maar zeggen: met een beetje vriendelijkheid kom je een heel eind in deze plaats, die berucht is om zijn sociale problematiek, criminaliteit en islamisme.

Aan het einde van het gesprek vertelt hij nog zo’n verhaal: over overlast van jongeren op de stoep van het centrum Foyer. „Elke ochtend lag het vol met plastic en wat al niet meer. Dan kun je boos worden. We hebben echter twee zakken opgehangen: een blauwe en een witte, zodat ze het afval konden scheiden. En wat denk je? De volgende morgen zat alles keurig in de zakken!”

Leman, hoogleraar in de sociale en culturele antropologie, en nog altijd betrokken bij Foyer, heeft bepaald niet de neiging de problemen in ‘zijn’ Sint-Jans-Molenbeek uit te vergroten. Ja, er wordt „een beetje” in wapens gehandeld en de drugshandel is echt wel een probleem. Maar Molenbeek beschrijven als een soort Syrië, zoals sommigen doen, daar kan Leman alleen maar om lachen.

„Kijk”, zegt hij, „het kan hier gebeuren dat je net op het verkeerde moment op de verkeerde plaats bent en dat er een kogel passeert die niet voor jou bestemd was. Maar het is niet zo dat dergelijke incidenten iedere dag of iedere week voorkomen.”

Eerste jihadi

Leman wil alle problemen niet bagatelliseren, maar pleit voor een meer ontspannen benadering. „Ik vind ook dat de drugshandel moet worden aangepakt. Maar tegelijk moet je proberen zo goed mogelijk om te gaan met de situatie. De afspraak is nu zo’n beetje: overdag wordt er geen drugs gedeald, dat doen jullie maar ’s avonds en ’s nachts. En dat gaat aardig goed. De kinderen hebben er zo in ieder geval weinig last van.”

En er is op verschillende terreinen ook sprake van voortuitgang, zegt Leman. „Maar dat haalt de media nooit. In een oude documentaire van de Vlaamse omroep uit 1987 wordt een Molenbeek getoond vol bouwvallige woningen, waar de schimmel op de muren staat. Dat vind je vandaag niet meer in die mate. Er is langs de rand een Vlaamse middenklasse bij gekomen. Sommigen van hen vinden het hier fijn, anderen lopen weer weg.”

Dat gezinnen liever niet in Molenbeek blijven wonen, begrijpt hij tegelijkertijd wel. „Het gemiddelde niveau van het onderwijs is hier laag en ouders zijn bovendien bang dat hun kinderen verkeerde vrienden krijgen.”

En het jihadisme? Nu gaat Leman recht zitten. „Ik vind het uiterst hypocriet van Frankrijk om naar Molenbeek te wijzen”, zegt hij. „Terwijl het jihadisme toch echt vanuit Frankrijk naar hier is gekomen.”

De hoogleraar verhaalt hoe in de jaren 90 de eerste jihadisten zich vanuit Lyon in Molenbeek vestigden, in het kielzog van Ayachi Bassam, een door Frankrijk uitgewezen Syrische sjeik. Bassam stichtte in Molenbeek het beruchte Centre Islamique Belge (CIB).

Leman was toen directeur van het landelijke centrum voor racismebestrijding en diende na enige tijd een aanklacht in tegen het CIB omdat die op zijn site onder meer de Holocaust verheerlijkte. Hij kreeg echter nul op het rekest. „De Belgische inlichtingendiensten zeiden me dat ik me geen zorgen moest maken, omdat Franse collega’s Bassam volgden. Ook werd er verwezen naar de vrijheid van meningsuiting.”

De Belgische diensten hebben met hun laconieke houding onverantwoordelijk gehandeld, vindt Leman. „Maar de Fransen evenzeer. Er was een voortdurende wisselwerking tussen radicale groepen in Molenbeek en in Franse steden als Roubaix, Marseille en Parijs. Er had veel meer samenwerking moeten plaatsvinden tussen de Franse en de Belgische diensten. Het gebrek daaraan is ook nu nog een groot probleem.”

Leman is er van overtuigd dat een Fransman het brein achter de aanslagen is. „Ze zijn duidelijk gepland door iemand die Parijs zeer goed kent. In Molenbeek is de zaak vervolgens verder voorbereid. Logisch, want dan loopt het minder in het oog dan in Frankrijk. De aanslag op het Joods Museum in Brussel van vorig jaar was om dezelfde reden juist in Frankrijk voorbereid.”

Wat hem vooral stoort is „dat er een schuldige wordt gezocht voor collectieve fouten.” Hij zucht.

Leman blijft zich intussen inzetten voor een beter imago van zijn woonplaats. Zo organiseert hij hoogstaande concerten in de kerk van Sint-Jan, maar merkt dat de drempel voor mensen van ‘buiten’ om te komen hoog blijft.

En zelf probeert hij met een ontspannen opstelling de vrede te bewaren. „Soms vraagt iemand me waarom ik geen moslim ben. Dan antwoord ik: „Waarom ben jij geen christen?” Daarmee is de kous meestal af.”

Dit is het slot van een tweeluik over Sint-Jans-Molenbeek.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer