Binnenland

Prof. dr. Anne van der Meiden: een vrijzinnige Saks

Prof. dr. Anne van der Meiden (86) was hoogleraar massacommunicatie. Maar het loopt met de communicatie vreselijk uit de hand, zegt hij. „We hebben te maken met een digitale overruling, die over mens en samenleving heen rolt. We fladderen maar wat door het nieuws, pikken hier en daar wat mee. Wat een vermagering.”

Jan van ’t Hul
30 October 2015 19:56Gewijzigd op 15 November 2020 22:58
Anne van der Meiden beeld RD, Anton Dommerholt
Anne van der Meiden beeld RD, Anton Dommerholt

Sociale media verarmen het mensdom. Van der Meiden weet het zeker. „We communiceren alleen nog met korte berichten en korte zinnen. Alles moet staccato. Communicatief is dit een zeer wankele tijd. Misschien ligt het aan mij en vinden de mensen dit gezeur van een oude man. Maar wie neemt er nog de moeite om een rede van Plato tot zich te nemen? Hoewel, wat Plato zei, was ook vaak onzin.”

De hoeveelheid informatie die verwerkt moet worden, is te groot, zegt Van der Meiden. „We fladderen door het nieuws, maar we weten ondertussen steeds minder. Dit is een leven vol stroomstootjes. Er is geen verband, geen samenhang meer. Er is geen mr. G. B. J. Hiltermann meer die ons wekelijks even bijpraat over de toestand in de wereld. Ik zie het als de doodsstuipen van iedere vorm van gezonde communicatie. De zegeningen van de media zijn alleen zegeningen als je ze nog kunt tellen, één voor één, maar we zijn de tel kwijt geraakt. Ik wil geen prinzipienreiter zijn, maar vind alles wel grof en platvloers geworden.”

Dr. Van der Meiden woont in een villawijk buiten Nijverdal, op het randje van Nationaal Park Sallandse Heuvelrug. „Toen ik 65 jaar was en we nog in Amersfoort woonden, kreeg ik reuma. De dokter zei: „Van der Meiden, het beste wat je kunt doen, is teruggaan naar je geboortegrond, naar Twente. Daar is droge grond. En dat hebben we gedaan. We zitten hier 48 meter hoog. De dokter had gelijk. Het is beter hier.”

Maar evengoed was Van der Meiden wel weer naar het Twentse land terug gekeerd. Hij voelt zich een echte Saks. „Dit is een van de mooiste plekjes van Nederland. We hebben bossen, het riviertje de Regge en we kunnen over de hei wandelen.

Wat mag dat zijn, een Saks?

„Een Saks is een romantisch mens, gemoedelijk van aard. Wij houden niet van scherpslijperij en zijn wars van fundamentalisme en van extreme standpunten, ook als het om religie gaat. Een Saks drijft graag een beetje de spot met zichzelf, wetend dat wij helemaal niet zo belangrijk zijn.”

O, ja, een Saks is ook achterdochtig, zegt Van der Meiden. „Als je een Fries 10.000 euro aanbiedt, zal hij eerst gaan kijken welke goede doelen hij ermee zal dienen. Een Groninger gaat dat geld eerst natellen. En een Tukker zegt: Nou, dat moet ik eerst nog eens zien of ik dat wel krijg. Je kunt toch maar nooit weten.”

Een Saks heeft, volgens Van der Meiden, ook een groot Godsvertrouwen. „Dat merk je vooral bij een sterfbed. Dan gaat het niet over de zonde en niet over het bloed van Christus, maar over de vraag hoe iemands leven was. Heb je hard gewerkt, ieder het zijne gegeven, geen rare dingen gedaan? Dan zal de dominee het goed met je maken.”

Terwijl de Bijbel over de dood spreekt als over een straf op de zonde.

„Zo ziet een Saks dat niet. De dood is geen straf, maar gewoon het einde, een eindpunt dat de natuur bepaald heeft. Bij de begrafenis zingen we nog graag een mooi lied en als de dominee dan ook nog in het Twents preekt, dan is ’t helemaal goed.”

Erg horizontaal, toch?

„Ja, ja, nou, kijk. Wij hebben wel een relatie met God, spreken ook tot Hem, vragen Hem ook ergens om, om vrede, om liefde, om regen, o nee, om regen moet je hier nu niet bidden. Dan krijg je slaande ruzie.”

Wat is er na dit leven?

„Dat zou ik niet weten. Ik hoop dat er nog wat komt. Dat hoop ik wel. Ik hoop op een eindeloze beleving van gemeenschap met andere mensen. Gemeenschap met God? God is een vonk in ons allemaal. In het Twents zeggen we: „Wiej könt nich alles wetten, en dat’ mo’j zo loaten.” En dat vind ik ook.”

U noemt uzelf „vreugdevol vrijzinnig.” Zeggen vrijzinnigen vooral waar ze níét in geloven.

„Kom eens gezellig langs in een vrijzinnige dienst. Wij lezen natuurlijk ook graag in de Bijbel, maar willen evengoed voorzichtig zijn met een overkill aan dogmatische uitspraken. Wij mensen zijn vaak zo miezerig klein, zo pietepeuterig bezig, ook met Bijbelteksten, en als het naar ons idee dan nog niet klopt, laten we de Bijbel buikspreken, zodat het toch weer is zoals wij al dachten. Het zou een zegen zijn als de kerken weer eens zouden durven zeggen dat we het met elkaar ook niet zo heel precies weten.”

De Bijbel is het Woord van God.

„De Bijbel is een geweldig boek, een bundeling van 66 boeken die door God geïnspireerd zijn, bij mensen zijn neergelegd en door mensen in al hun veelkleurigheid zijn opgeschreven. Dat deden ze op hun eigen manier. Ik denk niet dat Haggaï graag onder de prediking van Johannes de Doper zou hebben gezeten.”

De vrijzinnige levensovertuiging is zo onzichtbaar.

„Een vrijzinnige zal nooit een ander opdragen wat hij wel en niet moet geloven. Onwrikbare zekerheden kennen wij niet. Wij moeten niet veel hebben van die zogenaamde van bovenaf neergedaalde kwalificaties van ons denken en geloven. Voor ons is veel een mysterie, een verborgenheid. Maar wij worden ook wel weer steeds spiritueler, valt me op. We werken veel met gedichten, met films, we houden van de natuur. Het moet een beetje warm zijn in de kerk, het mag niet tochten, we lezen een lief stuk uit de Bijbel, zingen een mooi lied en hebben vooral veel begrip voor elkaar. En dan gaan we weer naar huis. Je treft bij ons de meest wonderlijke schutters aan.”

Van der Meiden groeide op in Enschede. Het gezin hoorde bij de christelijke gereformeerde kerk. Zijn vader was er koster. „Wij woonden tegen de kerk aan. In februari 1944 werd de kerk geraakt door een bombardement vanuit de lucht. En dus moesten we halsoverdekop verhuizen. We kregen onderdak bij de gereformeerde kerk, waar mijn vader hulpdiensten mocht doen als koster. Op een zondagmiddag trof hij iemand aan in een hoekje van de preekstoel. Het bleek de vrijgemaakte dominee te zijn. ’s Morgens was de dienst nog gereformeerd, ’s avonds vrijgemaakt. En die dominee zat alvast in de kansel op die eerste vrijgemaakte dienst te wachten.”

U heeft een kerkstrijd meegemaakt. Hoe was dat?

„Vreselijk, vreselijk. En het was ook nog eens midden in de oorlog. Ik vond en vind kerkstrijd en kerkscheuring per definitie onzin. Mensen zoeken in de dogmatiek het liefst wat hun goed uitkomt. Dogmatische twistpartijen lopen soms hoog op, terwijl het gemiddelde kerklid nauwelijks een idee heeft waar het over gaat. En zo vecht men elkaar de tent uit. Families vallen uit elkaar. Gezinnen idem. Huwelijken stranden. Als er een verjaardag in de familie is, moet er eerst gebeld worden: „Komen zíj ’s middags? Dan komen wij ’s avonds.” Niemand kan mij wijsmaken dat de Bijbel voor zulke rare dingen aanleiding geeft. Een kerk scheuren laat een zeer anti-evangelische houding zien. Mijn moeder zou zeggen: Daar rust geen zegen op.”

Van der Meiden is lid van drie kerken, van de Protestantse Kerk in Nederland („uit eerbied voor de traditie”), van de Vereniging van Vrijzinnig Hervormden en van de Nederlandse Protestanten Bond. „En in alle drie de kerken mag ik preken. Maar bij de vrijzinnigen drinken ze het meeste koffie. Ik heb nergens zo veel koffie gedronken als bij de vrijzinnigen.”

U bent ook theoloog. Legt u aan een vluchteling uit Syrië eens uit wat een theoloog is?

„Een theoloog spreekt over de aanraking van Gods Geest. Is dat zweverig? Maar het werk van de Geest is uiterst gedocumenteerd beschreven in de Bijbel. Tegen zo’n Syriër zou ik willen zeggen: „Aan dit geloof zou u misschien ook wel wat kunnen hebben.” Wat ik in elk geval níét zou zeggen, is: „Ik verkondig u mijn geloof en wilt u daarna alstublieft alles vergeten wat u op geloofsgebied eerder heeft gehoord!””

Wat is uw boodschap op de kansel?

„Op de preekstoel wil ik graag iets zeggen over Gods liefde, die zichtbaar wordt in de gemeenschap met mensen, en hoe dat toegepast kan worden, in deze wereld vol moeite en zorg, aan vluchtelingen, ernstig zieken, mensen in nood. In de hoop dat we collectief zullen gaan zeggen dat we allemaal afhankelijk zijn van de wonderlijke werking van de Geest, opdat we de liefde zouden betrachten, eerlijk zouden leven, het goede zullen zoeken.”

U preekt graag in het Twents dialect. Heeft dat meerwaarde?

„Dat geeft aan de boodschap iets extra’s. In het dialect vallen kerkmuren weg. Dan komen ze plotseling allemaal binnen: hervormden, vrijgemaakten, christelijke gereformeerden, rechtzinnigen en vrijzinnigen. Een iegelijk wil het horen in de eigen taal, in zijn moederstaal. Het heet toch niet voor niets je moerstaal. Het Algemeen Beschaafd Nederlands brengt de boodschap per luxe personenauto aan de voordeur. Het dialect brengt het per kruiwagen aan de keukendeur. Dat is toch veel aangenamer, die keukendeur.”

In 1968 verscheen de eerste druk van uw populaire boek ”De zwartekousenkerken”, als „een portret van een onbekende bevolkingsgroep.” Het boek moet nodig herschreven worden.

„Ik weet het, er is veel veranderd. De evangelische beweging heeft haar invloed laten gelden. De moderne communicatiemiddelen deden ook bij hen hun intrede. Maar ik ben 86 jaar. Zoiets kost drie jaar. Waarom pakt een ander dit niet eens op?”

U mag hier een boodschap voor deze bevolkingsgroep achterlaten.

„Dat is: Zoek elkaar op. Bestrijd elkaar niet zo. Verheug u in de veelkleurigheid van de wijsheid Gods. Zoek naar wat verbindt. Stop met het gepriegel in de dogmatiek. En ga niet almaar door met het bouwen van die eindeloos grote kerken. Over tien jaar zijn ze allemaal te groot.”

Dan nog even dit: wat moeten we met Wilders?

„Zoiets sterft vanzelf uit. Hoewel, hij heeft wel griezelig de wind in de zeilen. Dat is gewoon eng. De actualiteit blaast hem op. Zo ongenuanceerd als Goebbels over de Joden sprak, zo spreekt Wilders over de moslims, en over alles wat hem niet aanstaat, als een echte volksmenner.”

Wat waren de drie ergste dingen in uw leven?

„Het sterven van mijn broertje. Hij was elf jaar. Ik nog maar vijf. Hij was mijn makkertje. Hij zou sigaren gaan halen, gleed met zijn fiets het talud af, het water in.”

Het tweede was het bombardement op Enschede. „Engelse vliegers dachten dat ze al boven Duitsland waren. Die chaos. En dan zo veel mensen die midden op de brandende straten lagen te bidden. Zo veel dood en verderf. Ik heb er later weleens over gepreekt, over het verderf dat op de middag verwoest en de pijl die des daags vliegt. Tjonge jonge.”

En het derde was het overlijden van zijn eerste vrouw. „Ze was nog maar 51 jaar. Kanker. Een kwestie van twee weken. Wat een hard gelag was dat. Ik dacht: Wat doe ik hier nog langer? Maar God heeft dat ten goede gekeerd.”


Anne van der Meiden

Anne van der Meiden werd op 4 juni 1929 in Enschede geboren. Hij studeerde theologie en communicatiewetenschappen, waarna hij vrijzinnig predikant werd in Meerkerk en communicatiewetenschapper aan de Rijksuniversiteit Utrecht. In 1972 promoveerde hij op ethiek in de propaganda voor het vakgebied wijsgerige ethiek. In 1968 verscheen ”De zwartekousenkerken”, waarin Van der Meiden een portret wilde schetsen van de bevindelijk gereformeerde bevolkingsgroep. Het boek kreeg acht drukken. Verder schreef hij boeken over communicatie en streekromans. In 2009 verscheen van hem de ”Biebel in de Twentse sproake”.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer